Vrijdag nemen we de trein van twaalf uur naar het Noorden om
weer een stuk op het Elfstedenpad te lopen. Aan het eind van de middag
arriveren we met de bus in Woudsend, waar we de vorige
keer geëindigd zijn en dat toen op ons zo’n indruk maakte. Het valt ook
deze keer niet tegen. Een juweel van een dorp met een mooi oud centrum. Op
verschillende panden hangt een oude foto met bijschrift over de geschiedenis ervan,
verzorgd door de historische vereniging. Vroeger een dorp vol bedrijvigheid, nu
is het vooral in de zomermaanden druk vanwege de watersport.
We wandelen door het dorp, passeren verschillende keren de Midstrjitte
die dwars door het dorp loopt en kijken naar de gerestaureerde oude panden en
naar de jachthaven. We borrelen in een kleine schuilkerk uit de achttiende eeuw,
’t Ponkje, genoemd naar de zwarte zak aan
een stok die tijdens kerkdiensten rond ging voor de collectes. De kerk is verbouwd tot
restaurant met behoud van originele details, zoals een paar kerkbanken. Ook ’t
ponkje is er nog, het staat tegen de muur.
In de avondschemering lopen we nog een keer naar de voormalige
Katholieke kerk aan het water, van waar je een prachtig uitzicht hebt. We lopen
terug naar de andere kant van de kade aan de Ie, naar Omke Jan, vlak bij de houtzaagmolen. Sinds
we dit in mei zagen, hebben we ons erop verheugd om hier te eten en te logeren.
Een oude boerderij aan het water, schitterend verbouwd onder leiding van Piet
Hein Eek. Beneden restaurant, boven kamers. M neemt runderstoofvlees, ik
geroosterde pompoen. Heerlijk.
De volgende ochtend krijgen we een uitstekend ontbijt aan een
tafel waarvan het blad bestaat uit twee enorme planken, gezaagd door de
houtzaagmolen aan de overkant, en waar Piet Hein Eek stoelen bij heeft gemaakt.
Na een laatste blik op de grote open keuken middenin het restaurant, waar een geurige
runderbouillon aan het ontstaan is in een pan die, naar bedrijfsleider Jarno ons vertelt, sinds
gisterenavond op het fornuis staat, het ruikt verrukkelijk - gaan we op pad.
Het weer is bij vertrek redelijk, maar in de loop van de dag
krijgen we nogal wat motregen. We lopen via Ypecolsga, een gehucht, naar het
zuiden. Langs het Slotermeer komen we in het dorp Balk. Via de Wyckelerdijk,
waar we later op de dag zullen terugkeren omdat wij hier logeren, gaan we naar
Wyckel, een oud plaatsje met een kerk in het midden. Ten zuiden van Wyckel komt
het pad bij de Ie en voert ons naar het noorden, naar de oude vestingstad
Sloten. Na Leeuwarden, Sneek en IJlst is dit de vierde stad van de elf die we
aandoen. Een kleine stad met bolwerken, een molen en oude grachtenpanden. We
pauzeren er voor een kop soep.
Vanaf Sloten passeren we nog een keer, nu vanaf de andere
kant, Wyckel. Bij Ruigahuizen eindigen we onze etappe en lopen we naar het
noorden, terug naar de Wyckelerdijk in Balk waar we logeren in ‘De Kopse kant’,
het laatste huis van het dorp Balk, een adres via Vrienden op de fiets. We
lopen terug naar het centrum van Balk en eten bij Teernstra, een
gezellig restaurant. Het zit op deze zaterdagavond helemaal vol, net als het
café ernaast.
De volgende ochtend genieten we van het uitzicht vanuit onze
logeerkamer over de velden. De ochtendzon verlicht de hemel lichtroze en
oranje. Na een heerlijk ontbijt aan de tafel die voor het raam staat, is onze
gastvrouw zo vriendelijk ons met de auto naar Laaksum te brengen. Want ons
oorspronkelijke plan vandaag tot Laaksum te lopen strandt op het ontbreken van
openbaar vervoer op zondag. We rijden door het Gaasterland, een landschap met
bossen en heuvels, opgestuwd door ijsmassa’s in de laatste ijstijd. Her en der
liggen reusachtige keien, ook door het ijs gebracht.
Laaksum heeft een piepklein haventje aan het IJsselmeer. Sinds
de Zuiderzee is afgesloten valt er niet veel meer te vissen. Het pad loopt
langs het IJsselmeer en volgt hetzelfde traject als een ander wandelpad, het
Zuiderzeepad. De kust ziet er uit als die van een zee, met golfbrekers en
kleine zandstrandjes. Vergeleken met de Noordzeekust is het hier een oase van
rust.
In de verte zien we Stavoren
liggen, de vijfde stad van het Elfstedenpad en ons eindpunt van vandaag. Het
schijnt de oudste stad van Nederland te zijn, want de stadsrechten ontstonden al
in de elfde eeuw. Vroeger een belangrijke Hanzestad, tot de haven verzandde in
de Middeleeuwen. Volgens de legende
is dat de schuld van de Vrouwe van Stavoren. Zij had een van haar schippers
opdracht gegeven haar de kostbaarste handelswaar te brengen die hij kon vinden.
Toen hij terugkwam met een scheepslading graan en niet goud, dat zij gewild
had, werd zij woedend en beval hem de lading in de zee te storten. Daarmee riep
zij een vloek over Stavoren af. In de haven staat een klein bronzen beeldje van
de Vrouwe van Stavoren.
Een paar maanden later reizen wij weer naar het verre Friesland om het nog ontbrekende stukje op deze etappe te lopen: Balk - Laaksum. In november hebben we dat noodgedwongen overgeslagen omdat er op zondag geen openbaar vervoer is.
Op een zaterdag begin februari 2020 starten wij in Balk en lopen via Ruigahuizen naar het haventje van Laaksum, van waar wij vorige keer naar Stavoren liepen. Het is een afstand van plm 24 kilometer. Helaas gaat het regenen en hard waaien, net als wij langs de IJsselmeerdijk lopen. Gelukkig komen we precies op tijd aan voor het busje in Laaksum, dat eens in het uur gaat. In Stavoren nemen we direct de trein terug, want de weersvoorspellingen zijn slecht. Volgende keer verder.