
Behendig vindt de taxichauffeur zijn weg door de smalle straatjes van
Sienna. Voetgangers ontwijkend schuurt hij soms bijna tegen de eeuwenoude
gevels aan. We naderen het centrum. Met hoge snelheid rijden we over de Piazza
del Campo, de Via Giovanni Dupre in, waar ons hotel is. Heerlijk om weer in
Sienna te zijn. Een jaar geleden eindigden M. en ik hier onze eerste tocht over de
Via Francigena, vanaf San Miniato. Nu gaan we verder tot Viterbo, in negen
wandeldagen. In totaal zo’n 180 kilometer.
2 juni
Sienna – Monteroni d’Arbia (Cuna) – plm 16 km
3 juni
Monteroni d’Arbia (Cuna) – Buonconvento – plm 16 km
4 juni Buonconvento – San Quirico
d’Orcia – plm 22 km
5 juni San Quirico
d’Orcia – Genella – plm 17 km
6 juni Genella – Radicofani – plm 16 km
8 juni Radicofani – Aquapendente – plm 25 km
9 juni Aquapendente – Bolsena – plm 22 km
10 juni Bolsena – Montefiascone – plm 19 km
11 juni Montefiascone – Viterbo – plm 18 km
Sienna – Monteroni d’Arbia (Cuna) – plm 16 km
Ons hotel Residenza
d’Epoca il Casato is gevestigd in een veertiende-eeuws voornaam woonhuis vlak
bij de Piazza del Campo. Om onze kamer te bereiken lopen we door een zestiende
eeuwse keuken met houtfornuis en enorme granieten spoelbak. De kamer komt uit op
een terras, waar ’s ochtends het ontbijt wordt geserveerd.
De route is goed
gemarkeerd met de ons inmiddels bekende tekens: de afbeelding van de pelgrim
met rugzak en staf in rood en wit of op een bruin bord, of de letters VF, soms
op een steen op de grond.
Het pad is
omzoomd door wilde bloemen waarvan ik sommige herken: klaprozen, witte roosjes,
roze geraniums, gele paarden- en boterbloemen, rode klaver, paarse en blauwe
distels. Af en toe felroze wilde orchideeën. De geur van brem is nooit ver weg.
Aan de horizon de smalle cypressen die het landschap zo typisch Toscaans maken.
Het is schitterend weer, en dat zal de rest van onze reis zo blijven, althans
overdag. Wat een geluk door dit prachtige landschap te wandelen. Wie wel eens
door groene heuvels wandelt, of wie de Sound of Music kent, begrijpt hoe gelukkig
je daarvan wordt.
Zondag 3 juni
Monteroni d’Arbia (Cuna) – Buonconvento –
plm 16 km
We ontbijten
buiten op het terras om acht uur en gaan bijtijds weer op pad. In Quinciano
pauzeren we even in een lieflijk voor pelgrims aangelegd tuintje met een bank onder
een boom en een kraan met drinkwater.
Het pad voert ons vandaag door
kleinschalige landbouwgebieden. Olijfboomgaarden, wijngaarden en tussendoor
kleine moestuinen met uien, aardappelen en bloeiende courgetteplanten.
In Ponte
d’Arbia, een wat grotere plaats, vinden we tegen de verwachting in geen horeca.
Op een bankje in de schaduw eten we meegebrachte mueslirepen.

Maandag 4 juni
Buonconvento – San Quirico d’Orcia – plm 22 km
Ook vandaag
weer uitbundig bloeiende klaprozen op de akkers, bermen vol bloemen in alle
kleuren en vaak de heerlijke geur van brem. Veel vlinders, de meeste wit. Ze
komen vooral op een bepaald soort blauwe bloemen af. We stijgen en dalen veel
vandaag. Dat biedt mooie vergezichten.
Terug via de
Porta di Capuccini de middeleeuwse stad in. Er is een groot aantal kerken,
waarvan wij er vier bezoeken. Niet te lang, genoeg om een indruk te krijgen.
Fotograferen is niet toegestaan. Ook bezoeken we de Horti Leonini, een
zestiende-eeuwse tuin, geometrisch aangelegd. Naast de laatste kerk die wij binnengaan
ligt een klein rozentuintje, waar we nog even blijven.
Zo heeft iedere pelgrim op de Via Francigena zijn eigen redenen en zijn eigen manier om het pad af te leggen. Gingen de meeste pelgrims vroeger op pad om God te zoeken, tegenwoordig zijn zij vaak op zoek naar zichzelf. Of naar een combinatie van religiositeit en spiritualiteit, naar rust en bezinning, naar schoonheid, of wat dan ook. Ook voor wie met name loopt voor het wandelen en voor de mooie omgeving heeft zo'n tocht iets meditatiefs.
Dinsdag 5 juni
San Quirico d’Orcia – Gallena –
plm 17 km
Een prachtige tocht langs de vallei van de Orcia. Een deel van de dag zien we San Quirico nog in de verte liggen. We passeren Vignoli, een elfde-eeuws stadje waar een kleine Romaanse kerk staat. Op de muren is een klein deel van de veertiende-eeuwse fresco’s zichtbaar. Het doet me denken aan de fresco’s in het mij zo dierbare kerkje Svati Peter in Slovenië, waar alle fresco’s weer zichtbaar zijn gemaakt.
Bij het verlaten van
Bagno Vignoni missen we voor het eerst een markering. De reisgids van Ben
Teunissen (De weg van de Franken III) helpt ons op weg: we moeten in oostelijke
richting. Als we de stad uitlopen zien we al snel de bekende markering en
pakken we het pad weer op.
Via een nieuwe houten brug steken we de Orcia over, de rivier die deze
streek haar naam geeft. Beneden ons kolkt de rivier over grote stenen.
’s Middags
zitten we te lezen op het terras met uitzicht op het dal terwijl het licht
verandert, de kleuren intenser en de schaduwen langer worden. We horen vogels zingen. Verder is het
stil. Een heerlijke plek. ’s Avonds eten we met Novella en haar achttienjarige
dochter.
Woensdag 6 juni
Gallena – Radicofani – plm 16 km
We lopen aan de zuidkant de stad weer uit, want wij logeren in Agriturismo Podere Pietreta die een paar kilometer verderop ligt, onder Radicofani. De supermarkt aan de rand van de oude stad is op woensdag gesloten, dus we kunnen niets te eten meenemen. Gelukkig heeft de beheerster van de agriturismo, waar wij geen kamer maar een appartement blijken te hebben, de ijskast gevuld met sla, kaas en vleeswaren. Nectarines en wijn maken ons diner compleet. Andere gasten zijn er niet, alleen vijf jonge katten houden ons gezelschap.
We blijven hier een dag en gaan pas na twee nachten verder. Terwijl wij de volgende avond onder de parasol zitten te eten begint het zachtjes te regenen. We hebben er geen last van. ’s Nachts barst een geweldige regenbui met onweer los. De bliksem verlicht het hele dal.
De volgende ochtend schijnt de zon weer. Zo’n nachtelijke bui zorgt
ervoor dat alles fris groen blijft en dat de bloemen uitbundig bloeien.
Vrijdag 8 juni
Radicofani – Aquapendente – plm
25 km
We gaan bijtijds op pad en dalen van het hooggelegen Radicofani af naar
Ponte Rigo. Mooie uitzichten, achter ons op Radicofani, en weer volop bloemen
langs het pad en in de velden. In Ponte Riga drinken we koffie in een bar. De
hoofdroute volgt grotendeels de Via Cassia. Een alternatieve route loopt met
een boog via Proceno. Dit was aanvankelijk – ook in het boekje van Ben
Teunissen nog – de hoofdroute. Wij volgen de reguliere weg. De Rigo is de grens
tussen Toscane en Lazio.
We passeren Centeno, een mooi landelijk dorpje, waar we een huis
passeren waar volgens een opschrift Galileo Galieni in de zeventiende eeuw
verbleef tijdens de pest-epidemie die hier toen heerste. Een klein jong hondje
loopt met ons mee, het dorp uit. M. tilt het op en draagt het terug naar de
eigenares.
Vlak voor Aquapendente buigt het pad naar links, naar beneden. Dankzij
een tip van Jan van Pelgrimroutes.nl, die hier net geweest is, negeren we die
markering en volgen we gewoon de grote weg. Dat zijn we vandaag gewend en die
laatste paar honderd meter kunnen er ook nog wel bij. De officiële route gaat
door een dal en komt even later weer bij de weg.
Vrijwel tegelijk met ons arriveren een jonge vrouw en een oudere man in
Aquapendente. Korte broeken, wandelschoenen en grote rugzakken. Pelgrims.
We eten in een uitstekend restaurant, Il Borgo, gedreven door een paar
vriendinnen. Daar zien we ook de man en het meisje weer zitten. Aan een ander
tafeltje zit een jonge jongen alleen te eten. Later horen we dat hij de hele Via
Francigena in één keer loopt, van Canterbury tot Rome. Negentien jaar is hij. De
langste afstand die hij tot nu toe heeft gelopen is 43 kilometer op een dag. Ook
heeft hij bergpassen met sneeuwschoenen overgestoken. Wij bewonderen hem.
Ons hotel Toscana is roze gepleisterd en ligt vlakbij het centrale
plein. Veel huizen hebben hier roze- en oranje tinten. Onze kamer kijkt uit op
een kleiner pleintje aan de zijkant van het hotel, waar water uit fonteinen langs
de muren stroomt. Aan dat stromende water dankt de stad haar naam. Onze kamer
heeft een fraai balkenplafond, het is een oud gebouw. ’s Avonds als wij al in
bed liggen begint op het pleintje een bandje te spelen. Raam dicht en
airconditioning aan is een prima remedie tegen het geluid.
Zaterdag 9 juni
Aquapendente – Bolsena – plm 22 km.
Wij vervolgen onze route naar het zuiden. Na een stukje Via Cassia
lopen we een bos in. Het pad stijgt en daalt. Als we het bos uitkomen vervolgen
we de route over landwegen, waarbij wij vrijwel steeds het meer rechts in beeld
houden. Een aantrekkelijke aanblik. We passeren verschillende agritrismo’s en
villa’s. Rijke Romeinen zullen hier graag vertoeven, het is per auto niet zo
ver naar Rome.
Dan zien we in de verte de middeleeuwse burcht van Bolsena liggen. Het
laatste stuk is vrij recht. Zo kunnen M. en ik weer eens naast elkaar lopen. Op
rechte stukken – in Nederland dus altijd – hebben wij precies hetzelfde tempo. Stijgt
of daalt het pad, dan ga ik langzamer.

De grootste zaal, waar een gigantische haard is, is de plaats waar het
ontbijt wordt geserveerd. Met een kleine wenteltrap bereiken we vanaf de eerste
verdieping onze kamer, die ook geheel in stijl is ingericht. Wat een fenomenale
plek om te overnachten.
Bij terugkeer in de ommuurde stad komen we op het pleintje voor ons
Palazzo de jonge vrouw en de oudere man tegen, die wij in Aquapendente zagen. Zij
verblijven in het Pelgrimshuis. Ze reizen niet samen, maar zijn toevallig
allebei in Lausanne begonnen. De vrouw is intensive-care-verpleegkundige en
komt uit Berlijn. Ze heeft verlof gespaard om deze tocht te kunnen maken en is
sinds 5 mei onderweg. We hebben het over het belang van goede schoenen.
Reserveschoenen hebben deze pelgrims niet bij zich, dat is te zwaar. Sommige pelgrims nemen een paar lichte sportschoenen mee. Daar kom je ook wel mee in Rome, zegt de man, die uit Oostenrijk komt. De rugzak
van de Duitse weegt, inclusief twee liter water, een kilo of tien. Veel
zwaarder moet het niet worden.
Dan hebben we het over de prachtige kerken die je hier in elke
pleisterplaats tegenkomt. De Oostenrijker vertelt dat een priester hem eens heeft
aangeraden te kiezen tussen natuur of cultuur, als je op reis bent. Allebei
wordt te veel. Loop je de Via Francigena, dan kun je je het beste concentreren
op de wandeling en op wat je om je heen ziet, en de kerken maar kort bezoeken. Je
loopt iedere dag, en gebruikt alleen de tijd die daarna over is om iets te
bekijken. Zo blijf je in het ritme. Het advies spreekt mij aan. Ook ik heb wel
de behoefte de kerken even binnen te gaan, maar niet om een uitvoerig bezoek te
brengen. Meestal wil ik alles weten van wat ik zie, maar nu niet. Een impressie
is genoeg. Verder gaat het deze weken om het wandelen.
Zondag 10 juni
Bolsena – Montefiascone – plm 19
km
Na een ontbijt in de prachtige zaal in het Palazzo loop ik nog even
door de kamers daarnaast en geniet van alle schoonheid hier. Dan verlaten we
deze plek, de mooiste plaats waar we ooit hebben overnacht. 
We lopen door het oude Bolsena, waar een zoete jasmijngeur hangt
dankzij het grote aantal jasmijnplanten, omhoog, de stad uit. Vandaag volgen we
grotendeels het meer, dat we bijna voortdurend aan de rechterkant beneden ons zien
liggen onderweg. We stijgen flink, want Montefiascone ligt hoog, op zo’n 650
meter.
We volgen een landweg langs grote huizen en vervolgens gaan we het
Turino-bos in. In de diepte naast ons loopt een riviertje, de Arlena, met
watervallen. We komen een bron tegen waar je water kunt tappen. Heerlijk fris.
Ik heb niet eerder zo uit een bron gedronken.
We dalen af naar de rivier en steken via een houten bruggetje over.
Daarna gaat het pad weer omhoog. Op een mooi uitzichtpunt is een pleisterplaats
voor pelgrims gemaakt met een picknicktafel onder een paar bomen. We pauzeren
er en genieten van het zicht op het meer beneden ons.
We komen vandaag af en toe een Nederlandse vrouw tegen uit Amsterdam,
die in Aosta is begonnen en vandaag hetzelfde loopt als wij. Net als de
Berlijnse pelgrima is zij verpleegkundige. Ze is sinds april onderweg.
Montefiascone zien we van ver al liggen, althans het hooggelegen oude
deel van de stad. Omdat langs de route veel versterkte antieke steden liggen
zie je de eindbestemming van de dag vaak al lang voor je. Montefiascone stamt
uit de tijd van de Etrusken.
Al een eind van het hooggelegen oude ommuurde centrum lopen we door de
stad. Het moderne deel van de stad is vrij groot. Er is kennelijk een of andere
festiviteit, want een deel van de straten is versierd met enorme rozen van
crêpepapier. De versierde straten leiden, niet verrassend, naar een kerk. Ongetwijfeld
een katholiek feest.
Hier is weer een poort, die naar het binnenste deel van de stad leidt,
waar vroeger pausen zetelden en verschillende beroemde kerken staan. Boven de
poort staat geschreven dat het nog 100 kilometer is naar Rome. Een belangrijke
mijlpaal.
Aangezien ons hotel buiten het centrum ligt gaan we weer naar beneden
en drinken wat bij de bar in het rosarium waar we eerder langs liepen. We komen
het Amerikaanse echtpaar tegen dat ook in het Palazzo in Bolsena logeerde.
Verder zien we geen buitenlanders.
Onze B&B L’Amicizia ligt jammer genoeg aan een drukke weg. Omdat we
geen zin meer hebben weer omhoog terug de stad in te lopen eten we in een
restaurant aan de overkant. Ondanks het verkeerslawaai zitten we toch het
liefst buiten op het terras. Binnen loopt het vol met Italiaanse families. Authentiek
is het hier wel.
Maandag 11 juni
Montefiascone – Viterbo – plm 18
km
Bovenop een heuvel staat een huis te koop. Grote stenen, kleine
raampjes, een buitentrap naar boven, wat verwaarloosde druiven eromheen. Aantrekkelijk
om over te fantaseren (een B&B beginnen, etc….).
We passeren een kleine begraafplaats. Kindergrafjes, denken we even,
maar het blijkt een begraafplaats voor huisdieren te zijn. Kort daarna komen we
weer op de (moderne) Via Cassia. We passeren een enorm grote begraafplaats met
hoge muren. Naarmate we dichter bij de stad komen, wordt de weg wordt steeds
drukker. Bij de afslagen van de weg is het lastig oversteken. Op sommige
stukken is gelukkig een paadje naast de weg in het gras, buiten de vangrail.
We zijn blij als we de oude stadspoort van Viterbo bereiken. Ons doel
van de reis is bereikt. Op het plein achter de poort pauzeren we. Ons hotel
Tusca ligt prima in het centrum. Ook hier in Viterbo hebben veel huiseigenaren
jasmijn in bloempotten bij de voordeur gezet. In de grotere straten staan
lindebomen, die nu in bloei staan en heerlijk ruiken.
Met de lift gaan we naar de tweede verdieping, waar de oude zalen
te bezichtigen zijn. We zien prachtige oude fresco’s, onder meer een mooie
trompe l’oeuil van een man die de zaal binnenstapt.
De fresco’s en de sfeer doen me denken aan het gemeentehuis op het
Piazza del Campo in Sienna. Hier is het heel rustig, we zijn de enige
bezoekers.
’s Avonds eten we een reusachtige pizza op een klein pleintje, de
Piazza Don Mario Gargiuli. De pizza heeft de juiste dunne bodem en is zo groot
dat hij op twee borden wordt geserveerd.
Viterbo is een vrij grote stad, waarvan delen nog helemaal zijn zoals het in de twaalfde en dertiende eeuw gebouwd is. Fascinerend om in zo’n middeleeuwse omgeving te lopen. We voelen ons steeds meer echte pelgrims.
We hebben genoten van deze tocht en zijn trots op de afgelegde 180
kilometer. Volgend jaar naar Rome!





