Vandaag ronden wij het Pelgrimspad af. We zijn gisteravond al naar Maastricht vertrokken, dus de aanreistijd vandaag naar Schin op Geul is maar een kwartier met de trein. We lopen parallel aan de spoorlijn die door het Geuldal loopt. Af en toe zien wij het riviertje de Geul even aan de linkerkant.
We beklimmen de Schaelsberg, een flinke klim. Op de
berg ligt een zeventiende-eeuws kluizenaarshuis, de Kluis, met bijbehorende
kapel. Het is uit mergel opgetrokken in opdracht van de heer van Kasteel
Schaloen, Graaf Hoen van Cartiels. Hier heerste eenzaamheid en soberheid. Tot
1930 heeft hier een kluizenaar gewoond. De kapel is gewijd aan Sint Rochus,
patroonheilige van lijders aan de pest. Nog steeds vindt jaarlijks een
bedevaart naar de kapel plaats. Nu niet alleen voor de pest, maar in het
algemeen om besmettelijke ziektes af te wenden.
Als we de berg zijn afgedaald, passeren we kasteel
Schaloen, waarin nu hotelkamers, appartementen en een horecagelegenheid gevestigd
zijn. Het ligt prachtig op een eiland in een brede slotgracht. De oprijlaan is
voorzien van leibomen die naar elkaar toe zijn gebogen, zodat poorten zijn
ontstaan. Een van de bomen is van binnen hol en lijkt dood, maar schijn bedriegt.
Er ontspruiten nieuwe loten uit takken van de boom.
Hier vlakbij liggen nog twee kastelen: Gelhoes en
Oud-Valkenburg. Niet verwonderlijk dat men graag in dit mooie glooiende
landschap woonde. We passeren verschillende akkers vol aspergebedden en verheugen
ons op het witte goud van Limburg.
Door het glooiende landschap met weides van het
Gerendal zakken we af richting Scheulder. Het laatste stuk lopen we dwars door
de weilanden. We zien de kerk van Scheulder liggen. In het gras liggen koeien,
die zich door ons niet laten opschrikken. Het zijn Laura’s, vertelt de boer,
een Fries Holstein ras. Behalve een melkveebedrijf met ongeveer 55 Laura’s, die
in de zomer dag en nacht buiten leven, zijn hier ook een paar vakantiewoningen:
Logeren bij Laura. Alle koeien heten Laura. Elke koe heeft haar eigen nummer.
We drinken koffie in Scheulder en vervolgen onze weg
langs de bosrand die de Schiepersberg omzoomt. Als we Cadier en Keer naderen,
missen we een pad naar links waardoor we een paar kilometer omlopen. We zien
nog een merkwaardige boom: hij heeft een gezichtje. Bij de Zwarteweg pakken we
de route weer op. We passeren boeren die takkenbossen in brand steken. Met de
tractor wordt het hout omhoog getild, er wordt wat stro onder gelegd, waarna de
brand erin gaat. De tractor schudt het hout op zodat er lucht bij kan. Als het
goed brandt rijdt de boer de tractor weg, waarna de vlammen hoog oplaaien.
Bij Cadier en Keer begint het stedelijk gebied. Mooie
huizen, maar de straten zijn toch niet aantrekkelijk. Via Randwijck lopen we Maastricht
binnen. Langs het Mecc voert de route ons naar de Maas. Langs de oever is een laag
gelegen pad voor fietsers en wandelaars aangelegd, waarvan niet alleen
toeristen maar ook Maastrichtenaren veel gebruik maken. We volgen de oever
langs het Bonnefantenmuseum tot de Sint Servaas brug, waar we de rivier
oversteken.
Door het centrum van Maastricht lopen we op het
Vrijthof af. Daar ligt de heilige Servaas, bisschop van Tongeren en later van
Maastricht, overleden in 384. Boven zijn graf is de luisterrijke Sint
Servaasbasiliek verrezen. Maastricht is al sinds de vroege middeleeuwen een
bedevaartsstad. Het is dan ook een uitgelezen plek als doel van het Pelgrimspad.
Wij hebben dat niet uit religieuze overwegingen gelopen, maar krijgen toch wat
mee van de sfeer die hier hangt.
We blijven in Maastricht en brengen de volgende
ochtend een bezoek aan de Sint Servaasbasiliek. In de schatkamers prijken de
rijkdommen van de kerk: relikwieën in ivoren, zilveren en gouden omhulsels, in
kleine pakketjes van linnen of zijde, en zelfs in uitgeholde eendeneieren en
kokosnoten, voorzien van perkamenten certificaten met lakstempels. Het
borstkruis, de bisschopsstaf en de pelgrimsstaf van Servaas, de sleutel waarmee
hij net als Petrus de hemelpoort kon openen, portretten van de heilige, een
gouden kist waarin zijn gebeente rust, van buiten rijk versierd met bijbelse
taferelen en bezet met halfedelstenen, waardoor het Byzantijns aandoet. Verder
antieke doeken, rijk geborduurde kazuivels, versierde missalen en andere
kerk-attributen.
Het meeste indruk maakt de eenvoudige wit gepleisterde
grafkelder van Servaas, die onder de basiliek ligt. De ruimte is afgesloten met
een ijzeren hekwerk. De stenen drempel aan het begin, bij de deuropening, is
volledig uitgesleten door de duizenden pelgrims die hier voet hebben gezet.
Naast de grafkelder ligt een schriftje, waarin bezoekers hun wens mogen
schrijven. M. noteert onze wensen. Maandag zullen deze tijdens de mis worden
voorgelezen.
We branden kaarsjes en laten Sint Servaas achter ons,
voldaan over onze pelgrimstocht. We hebben er een kleine 500 kilometer op zitten,
vanaf Amsterdam, en volop genoten van wat natuur en cultuur ons onderweg te
bieden hadden. Voor ons geen Sint Jacob in Compostela, maar Sint Servaas in
Maastricht.