Dankzij
een zeer vroeg vertrek van huis zijn we om kwart over tien in Sleen, Drenthe.
De velden zijn berijpt, een schitterend gezicht. Vandaag is een herfstdag zoals
je wilt dat een herfstdag is. De zon schijnt, het is fris en er staat
nauwelijks wind. De bladeren aan de bomen dwarrelen rustig naar beneden in
bruin, geel en oranje.
Langs
Erm en Holbeek lopen we naar het zuiden, grotendeels door open veld, soms langs
een kanaal. We houden de pas erin want voor vijven is het al donker. We hebben
een marge voor het geval wij verdwalen of ons ander ongemak zou overkomen. Pas
als we zeker weten dat we ruimschoots op tijd in Coevorden zullen zijn nemen we
de tijd om te pauzeren in een café in Dalerveen, een middeleeuwse
veenontginning. Een grote kop thee warmt ons op. Daarbij een bal gehakt voor M
en een kroket voor mij. Heerlijk. De televisie staat aan zodat wij toch nog wat
van het Sinterklaasjournaal meekrijgen. Een hot item. Er zijn genoeg toestanden
in de wereld om je zorgen over te maken (Trump president, IS, Syrie, om wat te
noemen) maar die lijken soms in het niet te vallen bij de vraag hoe Piet er dit
jaar uitziet.
Als
wij vertrekken uit Dalerveen hebben wij nog maar een uur voor de boeg. In de
buurt van Coevorden passeren wij een kleine Joodse begraafplaats. Lang is hij
buiten gebruik geweest, maar in 2003 is hier weer iemand begraven. De menora
die op de foto in het boekje staat zien wij niet. Gestolen? Kapot?
Tegen
vieren lopen wij Coevorden binnen. Via het Stieltjeskanaal, de vestingwerken
en de watertoren bereiken wij ons hotel.
Schoenen uit en een kop thee, daar knappen we van op. Tegen half zes lopen we
het centrum in, vlakbij ons hotel. De kermis laten wij links liggen. Morgen is
er de jaarlijkse ganzenmarkt die wij dus zullen missen. We besluiten even langs
het middeleeuwse kasteel te gaan en vragen de weg aan een jong stel dat uit Den
Haag blijkt te komen en zich sinds drie jaar hier heeft gevestigd. Ze herkennen
ons direct als Hagenaars.
Zoals
het er nu staat is het kasteel grotendeels uit de zestiende en zeventiende
eeuw, maar in de twaalfde eeuw woonden hier al de Coevordense burggraven. We
drinken een glas wijn in de ruimte bij de open haard, samen met nog wat andere
wandelaars en een club oudere heren, Rotary misschien.
Na
een blik op de eetzaal en op de menukaart besluiten we hier te blijven eten.
Daar krijgen we geen spijt van. We zitten aan een met wit linnen gedekt
tafeltje in een kasteelzaal met een grote haard en dikke muren, de ramen bedekt met gordijnen die
er zacht en pluizig uitzien, gevoerd met zijde. Alle drie de gangen van het verrassingsmenu, waarvan de samenstelling ons steeds vriendelijk wordt
uitgelegd, verrassen ons. Het zijn stuk voor stuk kunstwerkjes om te zien. De
smaak doet niet voor het uiterlijk onder. Daarbij heerlijke wijn, glazen kraanwater
en dat alles voor een zeer schappelijke prijs. Wat een heerlijk besluit van de
wandeldag. We voelen ons verwend. Tevreden lopen wij om negen uur terug naar
ons hotel waar wij als roosjes in slaap vallen.