zaterdag 12 november 2016

Berijpte velden (Pieterpad I: Sleen - Coevorden)

Dankzij een zeer vroeg vertrek van huis zijn we om kwart over tien in Sleen, Drenthe. De velden zijn berijpt, een schitterend gezicht. Vandaag is een herfstdag zoals je wilt dat een herfstdag is. De zon schijnt, het is fris en er staat nauwelijks wind. De bladeren aan de bomen dwarrelen rustig naar beneden in bruin, geel en oranje.

Langs Erm en Holbeek lopen we naar het zuiden, grotendeels door open veld, soms langs een kanaal. We houden de pas erin want voor vijven is het al donker. We hebben een marge voor het geval wij verdwalen of ons ander ongemak zou overkomen. Pas als we zeker weten dat we ruimschoots op tijd in Coevorden zullen zijn nemen we de tijd om te pauzeren in een café in Dalerveen, een middeleeuwse veenontginning. Een grote kop thee warmt ons op. Daarbij een bal gehakt voor M en een kroket voor mij. Heerlijk. De televisie staat aan zodat wij toch nog wat van het Sinterklaasjournaal meekrijgen. Een hot item. Er zijn genoeg toestanden in de wereld om je zorgen over te maken (Trump president, IS, Syrie, om wat te noemen) maar die lijken soms in het niet te vallen bij de vraag hoe Piet er dit jaar uitziet.

Als wij vertrekken uit Dalerveen hebben wij nog maar een uur voor de boeg. In de buurt van Coevorden passeren wij een kleine Joodse begraafplaats. Lang is hij buiten gebruik geweest, maar in 2003 is hier weer iemand begraven. De menora die op de foto in het boekje staat zien wij niet. Gestolen? Kapot?

Tegen vieren lopen wij Coevorden binnen. Via het Stieltjeskanaal, de vestingwerken en  de watertoren bereiken wij ons hotel. Schoenen uit en een kop thee, daar knappen we van op. Tegen half zes lopen we het centrum in, vlakbij ons hotel. De kermis laten wij links liggen. Morgen is er de jaarlijkse ganzenmarkt die wij dus zullen missen. We besluiten even langs het middeleeuwse kasteel te gaan en vragen de weg aan een jong stel dat uit Den Haag blijkt te komen en zich sinds drie jaar hier heeft gevestigd. Ze herkennen ons direct als Hagenaars.
Zoals het er nu staat is het kasteel grotendeels uit de zestiende en zeventiende eeuw, maar in de twaalfde eeuw woonden hier al de Coevordense burggraven. We drinken een glas wijn in de ruimte bij de open haard, samen met nog wat andere wandelaars en een club oudere heren, Rotary misschien.  

Na een blik op de eetzaal en op de menukaart besluiten we hier te blijven eten. Daar krijgen we geen spijt van. We zitten aan een met wit linnen gedekt tafeltje in een kasteelzaal met een grote haard en dikke muren, de ramen bedekt met gordijnen die er zacht en pluizig uitzien, gevoerd met zijde. Alle drie de gangen van het verrassingsmenu, waarvan de samenstelling ons steeds vriendelijk wordt uitgelegd, verrassen ons. Het zijn stuk voor stuk kunstwerkjes om te zien. De smaak doet niet voor het uiterlijk onder. Daarbij heerlijke wijn, glazen kraanwater en dat alles voor een zeer schappelijke prijs. Wat een heerlijk besluit van de wandeldag. We voelen ons verwend. Tevreden lopen wij om negen uur terug naar ons hotel waar wij als roosjes in slaap vallen.