Limburg ligt voor ons niet naast de deur. Wij nemen de bus
van half acht en zijn om half twaalf in Swolgen om onze etappe te starten. Het
pad voert ons langs het Schuitwater, een gebied rond een oude Maasmeander. Het
is er nat en drassig, bijna een moeras. Het pad bestaat uit houten planken, een
soort brug over het moeras. Tegen de gladheid zijn de planken bedekt met
ijzergaas. De vegetatie is felgroen. Het lijkt wel een tropisch regenwoud, maar
dan zonder de kleuren van bloemen en zonder de benauwde temperatuur.
Nog steeds
veel paddenstoelen, in vele soorten, maten en kleuren. Veel ervan zijn nu aan
het rotten of ze zijn aangevroten door insecten. We zien nog wel een paar
parelstuifzwammen in goede staat, wit en stevig. Bij Houthuizen passeren we een
kapelletje, opgericht door de buurtbewoners uit dankbaarheid dat de buurtschap
de oorlog goed is doorgekomen. Af en toe lopen we door bos, maar vooral langs
bosranden met uitzicht op open velden.
In Grubbenvorst lopen we langs het oude
Ursulinenklooster uit 1860, inmiddels niet meer in die functie in gebruik. Voor
het klooster staan drie witte obelisken, als fallussymbolen: een eerbetoon aan
de asperge. Limburg doet er goede zaken mee, gezien de bijnaam ‘het witte
goud’. Op sommige plaatsen zien we de aspergebedden liggen. In Grubbenvorst staat
een groot aantal huizen te koop, zoals in veel dorpen die we op wandelingen zien.
Prachtige huizen, ongetwijfeld voor een laag bedrag, maar wat gaat men hier
doen? Onlangs was in het nieuws dat de huizenmarkt aantrekt in de grote steden,
maar daarbuiten helemaal niet. Lege huizen leiden tot lege winkels en
horecagelegenheden. Een trieste neerwaartse spiraal. Naast een leeg winkelpand
staat een cafetaria waar zo te zien ook weinig reuring (meer) is. In het
centrum van Grubbenvorst vinden wij een mooi café waar we van een echte
Limburgse vlaai genieten. Daarna is het nog maar een klein stukje naar het veer
over de Maas. Vanaf de overkant hebben we mooi zicht op de kerk van Grubbenvorst.
Vanaf dit punt loopt
het pad langs de Maas naar het zuiden. Onder Velden is er een alternatieve
route voor als het hoog water is. Wij willen de hoofdroute lopen, die hier vlak
langs het water moet gaan, maar de markering leidt ons langs de hoog waterroute.
We volgen een pad door weilanden en gaan onder de snelweg door. Bij Genooi
lopen we langs een bedrijventerrein om vervolgens bij een mooi kapelletje uit
te komen. De oorspronkelijke kapel is van 1631. Cuypers breidde hem uit in
1916. Er komen veel mensen langs. In dit gebied is Océ prominent aanwezig. ‘Océ
van der Grinten’, zeggen M en ik allebei, en we denken daarbij aan kleurstof,
inkt of papier. In het boekje staat dat de oorsprong van het bedrijf sinds 1857
ligt in het boterkleursel van apotheker Van der Grinten in Venlo. Nu is Océ
onderdeel van Canon. Kopieermachines, dus dachten we terecht aan inkt en
kleurstof. Océ-weerd is de naam van dit gebied langs de Maas, waar men herstel
van de natuurlijke Maasoevers nastreeft. Er grazen runderen met een krullende
vacht als van een poedel. Af en toe ruiken wij een onmiskenbare champignongeur. Bij
het passeren van een groot bedrijf wordt die geur heel sterk: Lutèce, een
champignon-verwerkingsbedrijf. Door de ramen zien we mannen met blauwe plastic
mutsjes aan het werk. Het doet laboratoriumachtig aan.
Na Genooi loopt het pad
dicht langs de Maasoever, wat mooie vergezichten oplevert. Aan de overkant
staan de kale bomen als pluimen tegen de horizon. In de verte zien we de
skyline van Venlo liggen. In het mooie oude centrum van Venlo zijn de straten versierd
met verlichte mijters in kleur. Zulke sinterklaasverlichting zie je bij ons
niet. Bij ons gebruiken de winkeliers een neutrale decemberverlichting,
geschikt voor zowel Sinterklaas als Kerstmis. Zou het komen omdat de bisschop
hier meer leeft dan in de Randstad?
Ons hotel, het Wilhelminahotel, ligt recht
tegenover het station. Een ouderwets hotel, waar treden van de krakende houten
trap met oud beige tapijt is belegd. Het buurpand heeft interessant glas in
lood in de voordeur. M heeft last van haar voeten en van een knie, zodat wij
niet het centrum van Venlo ingaan maar in het hotel eten. Een heerlijke saté
van hertenbiefstuk met wildsaus en rode kool. M is zo moe dat zij al om kwart
over acht in de rust gaat. Ik loop nog even een klein stukje door het centrum,
lees een krant in de eetzaal van het hotel en ga tegen half tien slapen.
Ondanks het geluid uit de ruimte recht onder onze kamer, waar de Venlose
Huzaren -althans: de leden van de
cultuurhistorische vereniging; huzaren zijn er allang niet meer in Venlo -een
feestje hebben, slapen wij heerlijk tot een uur of half acht de volgende
ochtend.