Pagina's

zondag 12 april 2015

Eindpunt (Pieterpad: Strabeek - St Pietersberg)

De volgende ochtend verlaten wij Strabeek en dalen af naar het Geuldal. Het is prachtig weer. We volgen de meanderende Geul. Aan de overkant zien we het rode kasteel St Gerlach liggen. Voor Berg buiten wij linksaf naar het zuiden. 

De omgeving is heuvelachtig, bergachtig zou ik bijna zeggen. Ik kende Limburg nauwelijks. De hoogteverschillen, de stenige bodem, de huizen van natuursteen en de vele kapelletjes op kruisingen doen mij denken aan midden- en Oost-Europa. Dit heeft niets met Holland te maken. Het voelt alsof we op vakantie zijn en eigenlijk is zo’n weekend wandelen in een prachtige omgeving ook een kleine vakantie. Aan de markeringen te zien lopen hier vele wandelroutes. 

Bij Bemelen zien we in de rotsen uitgehakte grotten. Daar werd de mergel vandaan gehaald. De steen is geelachtig van kleur. Langs een pad dat zo te zien vaak modderig is lopen we langs de voet van de Bemelerberg naar het mooie plaatsje Bemelen. Hier wonen de ouders van E., die ons met zuidelijke gastvrijheid onthalen. Moeder heeft venkelsoep met geitenkaas gemaakt en vader heeft verse rijstevlaai gehaald bij een bakker in een naburig dorp. Wij verpozen een uurtje en hervatten onze wandeling. 

Op de weg het dorp uit kijken we even in de lieflijke kerk van Bemelen, zeer gewild om te trouwen. Een van de ooms van E. is hier pastoor geweest. Langs het voormalige gemeentehuis van mergelsteen lopen we het dorp uit. 

Dan komen we al snel de buitenwijken van Maastricht binnen. Eigenlijk zijn het voormalige dorpen, zoals Scharn, die nu aan de stad zijn vastgegroeid. Als wij het station zijn gepasseerd begint het mooie oude gedeelte van de stad. Over de St. Servaasbrug lopen wij het centrum binnen. Door de mooi gerestaureerde Stokstraat met haar winkels komen wij op het Onze Lieve Vrouweplein. We kunnen niet nalaten even een blik in de kerk te werpen. Langs de St. Pieterstraat vervolgen we onze weg. We lopen langs heel oude stukken stadsmuur. 

Als wij het politiebureau met de groene luifels passeren naderen wij de St. Pietersberg, eindpunt van onze tocht. We lopen omhoog, over het met gras bedekte plateau. Een soort recreatiegebied. Links zien we de ENCI-groeve, die over een paar jaar dicht gaat. Even kunnen we het eindpunt van het pad niet vinden. Dat ligt verder dan we dachten. Het is gemarkeerd met wat stenen en een wegwijzer. Trots poseren we daaronder. Op een steen staat een dankwoord van het Nivon aan Toos Goorhuis en Betje Jens, die het Pieterpad in 1983 bedachten. We komen meerdere Pieterpadlopers tegen, onder andere de drie mannen van wie er een zo snel liep gisteren. Ze komen later dan wij binnen.  
Wij lopen terug, pauzeren bij Chalet Bergrust waar we een oorkonde krijgen. Niet helemaal terecht staat daarop, voorzien van stempel en handtekening, dat wij het Pieterpad van Pieterburen naar de Sint Pietersberg, 485 kilometer, hebben afgelegd. De eerste helft, van Pieterburen naar Vorden, hebben wij nog te gaan. Na onze welverdiende pauze lopen wij terug naar het station in Maastricht. Trots zijn we. We hebben er 257 kilometer op zitten.

zaterdag 11 april 2015

Kostbaar bloed (Pieterpad: Sittard - Strabeek)

We zitten vroeg in de trein naar Sittard, waar wij de vorige etappe zijn geĆ«indigd. Voor deze laatste twee etappes vergezelt vriendin E. ons. Zij is opgegroeid in de mooie streek waar we deze dagen zullen lopen. We lopen Sittard uit, de Kollenberg op. Op weg naar boven passeren wij de zeven ‘voetvallen’, zeven kapelletjes met voorstellingen uit het leven van Jezus. Dat wij hier in het Katholieke zuiden zijn is direct goed te merken. Bovenop de Kollenberg staat de kapel van de heilige Rosa, stadspatrones van Sittard. Zij redde de bevolking in de zeventiende eeuw van een dysenterie-epidemie, zo wil de legende. 

De weg stijgt en daalt. We lopen veel langs open velden en dat biedt prachtige uitzichten. Als we even verkeerd lopen blijken we de Duitse grens gepasseerd. Een vriendelijk echtpaar wijst ons de weg terug naar de route. We zien meer mede-Pieterpadlopers dan de vorige keren. Het weidse landschap doet buitenlands aan. In Windraak passeren we een drinkwaterpomp en het klooster van de ‘liefdezusters van het kostbaar bloed’. Een non loopt door de voortuin, afkomstig uit AziĆ«, zo te zien. In Nederland is er niet veel belangstelling meer voor het kloosterleven. We komen langs IJsboerderij Coumans. Hoewel de uitspanning nog niet geopend is, is de vriendelijke waard bereid voor ons koffie te zetten. Daardoor kunnen we ook een regenbuitje aan ons voorbij laten gaan.


Op een winderig plateau worden wij ingehaald door een lange man die de pas er goed in heeft. Zijn twee wandelgenoten volgen op grote afstand. Onwillekeurig versnellen ook wij ons tempo. In Terstraten staan vakwerkhuizen. Donkere balken omlijsten wit pleisterwerk. In Nederland heb ik dat nog nooit gezien. Als we Strabeek  naderen zien we rechts de watertoren en de kerktoren van Schimmert. 


Voor Kasteel Bockhof maken wij een haakse bocht naar links. Een prachtig wit kasteel, zeventiende-eeuws, met een grote schuur ernaast. Oorspronkelijk dateert het kasteel uit de twaalfde eeuw. Het Ravensbosch, waar we doorheen lopen voordat we de A 79 en de spoorlijn kruisen, roept bij M., opgegroeid in Geleen, jeugdherinneringen op. 

Tegen vijven bereiken we Strabeek, aan de rand van Valkenburg. Ons hotel De Burghoeve ligt vrijwel aan de route. We eten in het hotel: soep, en daarna kiezen we alle drie voor zuurvlees. We zijn moe, want we hebben er heel wat kilometers opzitten en ook de harde wind is vermoeiend. Daarom gaan we heel vroeg slapen.







maandag 6 april 2015

Zeesterren (Meijendel en strand)

Deze Paasmaandag begint met wat motregen, maar in de loop van de dag klaart het op. De zon breekt zelfs door. Om half vier ’s middags lopen wij vanaf het Strafhof langs de Waalsdorpervlakte en door Meijendel naar het strand. De struiken beginnen uit te komen. Het voorjaar hangt in de lucht. Het is minder druk dan je zou verwachten met zulk mooi weer. Het strand is bezaaid met zeesterren. Wij kunnen niet anders dan erover heen lopen.
Zeesterren heb ik hier nog nooit gezien. De eerste keer zag ik ze in Zeeland, een paar jaar geleden, toen wij meevoeren met de mosselvisser. Zeesterren eten graag mosselen, zodat de netten niet alleen vol met mosselen maar ook met zeesterren raken. De mosselen worden over een kleine lopende band gehaald, waar twee mannen handmatig de zeesterren verwijderen. Die worden aan het eind van de dag op een zandbank gestort, waar de meeuwen vervolgens op af duiken.
 

Behalve zeesterren ligt er nog veel  meer op het strand: scheermessen, krabben, platte vissen, een halve damesschoen, allerlei touw, plastic flessen, andere stukken plastic, grote witte en paarsige dubbele schelpen, stukken hout. Die stukken hout hebben door de zee prachtig afgeronde vormen gekregen. Ze lijken qua vorm op stenen maar zijn vederlicht. Het is vloed en het lopen door het zand is zwaar. Gelukkig staat de strandtent er weer, dus we kunnen genieten op het terras. Om zes uur lopen we langs de watertoren en de duinen terug.