We zitten vroeg in de trein naar Sittard, waar wij de vorige
etappe zijn geëindigd. Voor deze laatste twee etappes vergezelt vriendin E.
ons. Zij is opgegroeid in de mooie streek waar we deze dagen zullen lopen. We
lopen Sittard uit, de Kollenberg op. Op weg naar boven passeren wij de zeven
‘voetvallen’, zeven kapelletjes met voorstellingen uit het leven van Jezus. Dat
wij hier in het Katholieke zuiden zijn is direct goed te merken. Bovenop de
Kollenberg staat de kapel van de heilige Rosa, stadspatrones van Sittard. Zij
redde de bevolking in de zeventiende eeuw van een dysenterie-epidemie, zo wil
de legende.
De weg stijgt en daalt. We lopen veel langs open velden en dat
biedt prachtige uitzichten. Als we even verkeerd lopen blijken we de Duitse
grens gepasseerd. Een vriendelijk echtpaar wijst ons de weg terug naar de
route. We zien meer mede-Pieterpadlopers dan de vorige keren. Het weidse
landschap doet buitenlands aan. In Windraak passeren we een drinkwaterpomp en
het klooster van de ‘liefdezusters van het kostbaar bloed’. Een non loopt door
de voortuin, afkomstig uit Azië, zo te zien. In Nederland is er niet veel
belangstelling meer voor het kloosterleven. We komen langs IJsboerderij
Coumans. Hoewel de uitspanning nog niet geopend is, is de vriendelijke waard
bereid voor ons koffie te zetten. Daardoor kunnen we ook een regenbuitje aan
ons voorbij laten gaan.
Op een winderig plateau worden wij ingehaald door een lange
man die de pas er goed in heeft. Zijn twee wandelgenoten volgen op grote
afstand. Onwillekeurig versnellen ook wij ons tempo. In Terstraten staan
vakwerkhuizen. Donkere balken omlijsten wit pleisterwerk. In Nederland heb ik
dat nog nooit gezien. Als we Strabeek
naderen zien we rechts de watertoren en de kerktoren van Schimmert.
Voor
Kasteel Bockhof maken wij een haakse bocht naar links. Een prachtig wit
kasteel, zeventiende-eeuws, met een grote schuur ernaast. Oorspronkelijk
dateert het kasteel uit de twaalfde eeuw. Het Ravensbosch, waar we doorheen
lopen voordat we de A 79 en de spoorlijn kruisen, roept bij M., opgegroeid in
Geleen, jeugdherinneringen op.
Tegen vijven bereiken we Strabeek, aan de rand
van Valkenburg. Ons hotel De Burghoeve ligt vrijwel aan de route. We eten in
het hotel: soep, en daarna kiezen we alle drie voor zuurvlees. We zijn moe,
want we hebben er heel wat kilometers opzitten en ook de harde wind is
vermoeiend. Daarom gaan we heel vroeg slapen.