zondag 10 november 2019

Woudsend en verder (Elfstedenpad: Woudsend - Balk; Laaksum - Stavoren; Balk - Laaksum)


Vrijdag nemen we de trein van twaalf uur naar het Noorden om weer een stuk op het Elfstedenpad te lopen. Aan het eind van de middag arriveren we met de bus in Woudsend, waar we de vorige keer geëindigd zijn en dat toen op ons zo’n indruk maakte. Het valt ook deze keer niet tegen. Een juweel van een dorp met een mooi oud centrum. Op verschillende panden hangt een oude foto met bijschrift over de geschiedenis ervan, verzorgd door de historische vereniging. Vroeger een dorp vol bedrijvigheid, nu is het vooral in de zomermaanden druk vanwege de watersport. 

We wandelen door het dorp, passeren verschillende keren de Midstrjitte die dwars door het dorp loopt en kijken naar de gerestaureerde oude panden en naar de jachthaven. We borrelen in een kleine schuilkerk uit de achttiende eeuw, ’t Ponkje, genoemd naar de zwarte zak aan een stok die tijdens kerkdiensten rond ging voor de collectes. De kerk is verbouwd tot restaurant met behoud van originele details, zoals een paar kerkbanken. Ook ’t ponkje is er nog, het staat tegen de muur.

In de avondschemering lopen we nog een keer naar de voormalige Katholieke kerk aan het water, van waar je een prachtig uitzicht hebt. We lopen terug naar de andere kant van de kade aan de Ie, naar Omke Jan, vlak bij de houtzaagmolen. Sinds we dit in mei zagen, hebben we ons erop verheugd om hier te eten en te logeren. Een oude boerderij aan het water, schitterend verbouwd onder leiding van Piet Hein Eek. Beneden restaurant, boven kamers. M neemt runderstoofvlees, ik geroosterde pompoen. Heerlijk.

De volgende ochtend krijgen we een uitstekend ontbijt aan een tafel waarvan het blad bestaat uit twee enorme planken, gezaagd door de houtzaagmolen aan de overkant, en waar Piet Hein Eek stoelen bij heeft gemaakt. Na een laatste blik op de grote open keuken middenin het restaurant, waar een geurige runderbouillon aan het ontstaan is in een pan die, naar bedrijfsleider Jarno ons vertelt, sinds gisterenavond op het fornuis staat, het ruikt verrukkelijk - gaan we op pad.

Het weer is bij vertrek redelijk, maar in de loop van de dag krijgen we nogal wat motregen. We lopen via Ypecolsga, een gehucht, naar het zuiden. Langs het Slotermeer komen we in het dorp Balk. Via de Wyckelerdijk, waar we later op de dag zullen terugkeren omdat wij hier logeren, gaan we naar Wyckel, een oud plaatsje met een kerk in het midden. Ten zuiden van Wyckel komt het pad bij de Ie en voert ons naar het noorden, naar de oude vestingstad Sloten. Na Leeuwarden, Sneek en IJlst is dit de vierde stad van de elf die we aandoen. Een kleine stad met bolwerken, een molen en oude grachtenpanden. We pauzeren er voor een kop soep.

Vanaf Sloten passeren we nog een keer, nu vanaf de andere kant, Wyckel. Bij Ruigahuizen eindigen we onze etappe en lopen we naar het noorden, terug naar de Wyckelerdijk in Balk waar we logeren in ‘De Kopse kant’, het laatste huis van het dorp Balk, een adres via Vrienden op de fiets. We lopen terug naar het centrum van Balk en eten bij Teernstra, een gezellig restaurant. Het zit op deze zaterdagavond helemaal vol, net als het café ernaast.

De volgende ochtend genieten we van het uitzicht vanuit onze logeerkamer over de velden. De ochtendzon verlicht de hemel lichtroze en oranje. Na een heerlijk ontbijt aan de tafel die voor het raam staat, is onze gastvrouw zo vriendelijk ons met de auto naar Laaksum te brengen. Want ons oorspronkelijke plan vandaag tot Laaksum te lopen strandt op het ontbreken van openbaar vervoer op zondag. We rijden door het Gaasterland, een landschap met bossen en heuvels, opgestuwd door ijsmassa’s in de laatste ijstijd. Her en der liggen reusachtige keien, ook door het ijs gebracht.

Laaksum heeft een piepklein haventje aan het IJsselmeer. Sinds de Zuiderzee is afgesloten valt er niet veel meer te vissen. Het pad loopt langs het IJsselmeer en volgt hetzelfde traject als een ander wandelpad, het Zuiderzeepad. De kust ziet er uit als die van een zee, met golfbrekers en kleine zandstrandjes. Vergeleken met de Noordzeekust is het hier een oase van rust.
In de verte zien we Stavoren liggen, de vijfde stad van het Elfstedenpad en ons eindpunt van vandaag. Het schijnt de oudste stad van Nederland te zijn, want de stadsrechten ontstonden al in de elfde eeuw. Vroeger een belangrijke Hanzestad, tot de haven verzandde in de Middeleeuwen. Volgens de legende is dat de schuld van de Vrouwe van Stavoren. Zij had een van haar schippers opdracht gegeven haar de kostbaarste handelswaar te brengen die hij kon vinden. Toen hij terugkwam met een scheepslading graan en niet goud, dat zij gewild had, werd zij woedend en beval hem de lading in de zee te storten. Daarmee riep zij een vloek over Stavoren af. In de haven staat een klein bronzen beeldje van de Vrouwe van Stavoren.


Een paar maanden later reizen wij weer naar het verre Friesland om het nog ontbrekende stukje op deze etappe te lopen: Balk - Laaksum. In november hebben we dat noodgedwongen overgeslagen omdat er op zondag geen openbaar vervoer is.
Op een zaterdag begin februari 2020 starten wij in Balk en lopen via Ruigahuizen naar het haventje van Laaksum, van waar wij vorige keer naar Stavoren liepen. Het is een afstand van plm 24 kilometer. Helaas gaat het regenen en hard waaien, net als wij langs de IJsselmeerdijk lopen. Gelukkig komen we precies op tijd aan voor het busje in Laaksum, dat eens in het uur gaat. In Stavoren nemen we direct de trein terug, want de weersvoorspellingen zijn slecht. Volgende keer verder. 

maandag 12 augustus 2019

Texel (Waddenwandelen)

WaddenWandelen is een streekpad dat over alle Waddeneilanden voert. Na Schiermonnikoog, Ameland, Terschelling en Vlieland is het tijd voor het grootste Waddeneiland: Texel. We nemen zondagmiddag de boot in Den Helder. Op dit eiland ben je veel sneller dan op de andere Waddeneilanden. We reizen per bus naar De Koog en nemen onze intrek in hotel Zeerust om van daar uit drie dagen te lopen. Als het goed is, zijn we dan het eiland rond. Het is een comfortabel hotel, goed gelegen, net buiten gehoorafstand van de drukke dorpsstraat van De Koog en pal aan de wandelroute.


Maandag 12 augustus nemen we tijdig de bus terug naar de veerhaven, waar het pad begint. We lopen aan de linkeroever van de Mokbaai, waar in de achttiende eeuw schepen voor anker gingen. Als de wind gunstig stond, vertrokken ze van hieruit naar het verre Oosten. Het is een soort mini-Waddenzee die deels droog valt bij laag water. Hier ook die prachtige felgroene kleuren langs het water.

Langs het pad staan volop bloemen, bessen en rozenbottels. Ook zijn op sommige plekken de bramen al rijp. Texel doet zijn naam als schapeneiland eer aan, want we komen er veel tegen.

Door de duinen lopen we naar het strand, waar we uitkomen bij paal 8. Bij strandtent Paal 9, die ooit is weggeslagen door de zee en nu herbouwd is ter hoogte van paal 10, drinken we koffie. Tussen paal 11 en 12 verlaten we het strand en lopen door een stukje bos en duingebied, de Westerduinen.

Bij paal 16 gaan we het strand weer op. Hier is een surfschool. Het waait behoorlijk en de golven zijn hoog. Via de duinen wandelen we even later terug naar De Koog.

De dorpsstraat in De Koog is een toeristisch straatje met veel horeca en winkeltjes. Het bezoek bestaat vooral uit Duitse gezinnen. Wij vinden al snel een prettig terras, Eigewijs!, waar we deze dagen meerdere keren zullen zitten.

De volgende ochtend, dinsdag 13 augustus, lopen we vanuit de Koog verder naar het noorden langs de Westkust van het eiland. Een fazant, niet de eerste die we vandaag zullen zien, gaat ons voor op het pad. Hier in de duinen volop kamperfoelie, soms met bloemen, soms met bessen, en plukken paars bloeiende hei.

Halverwege de ochtend een kort maar hevig buitje. We schuilen onder een groepje bomen.

Dan wandelen we langs het beroemde natuurreservaat De Slufter. Een wetland-achtig gebied dat in open verbinding staat met de zee. Het zoute water zorgt voor bijzondere bloemen en planten. Het staat vol lamsoor, dat in paarse bloei staat. Ook is er volop zeekraal, niet alleen in het natuurgebied zelf, waar je niet kunt komen, maar ook langs en op het pad langs De Slufter. We genieten van de zoute zeekraal, afgewisseld met zoete bramen. Verder zien we zeealsem en zeeraket. Wat een uitzonderlijk mooi gebied is dit. Ik begin dit grote eiland, waarvan we ons eerst afvroegen of het ons wel het eilandgevoel van de andere, kleinere, waddeneilanden zou bieden, steeds meer te waarderen.

Bij paal 29 gaan we het strand op. Aan het begin van de strandovergang staat een houten wegwijzer, die kunstzinnig is bekleed met wat er zoal aanspoelt: knalblauwe vissersnetten, oranje werkhandschoenen, boeien, stukken touw. Zo wordt wat lelijk is, mooi.

Het waait nog steeds behoorlijk. Op het immens brede strand wordt gekitesurfd en ook zijn er kite-buggies, lichte karretjes die door kites worden voortbewogen. Vandaag gaat dat in vliegende vaart.

In de verte zien we de rode vuurtoren liggen. Door de Eierlandsche Duinen lopen we richting De Cocksdorp, ons eindpunt vandaag. Veel bloeiende planten. Ook al paddenstoelen, ik zie een paar parelbovisten.

Over een hoge grasdijk gaan we verder. Ook hier weer veel schapen, die zich - anders dan we op Schiermonnikoog gewend zijn - laten aanraken.

In De Cocksdorp, een kleiner en minder toeristisch dorp dan De Koog, gaan we de Waddenkerk aan het begin van de dorpsstraat in. Bijzonder is dat delen van het interieur afkomstig zijn van een kerk die ooit aan het Haagse Noordeinde stond. Veel meer dan de dorpsstraat, die eindigt met een andere kerk, is hier niet. We drinken wat op een terras en nemen het busje terug naar De Koog.

We eten in Passie, het restaurant dat bij ons hotel hoort. Heerlijke kreeft, oesters en harder.


De derde wandeldag, woensdag 14 augustus, reizen we per bus terug naar De Cocksdorp waar we ons pad weer oppakken. We lopen nu aan de oostelijke kant van het eiland naar het zuiden. De route voert ons langs akkers, die aan de randen vol papavers, korenbloemen en andere wilde planten staan. Een schitterend gezicht. Daar tussendoor rijen zonnebloemen, die hun gezichten met de zon meedraaien. Ongetwijfeld werken de boeren hier samen met natuurbeschermers en levert dat dit fraaie resultaat op.

Na ruim zes kilometer steken we het Eierlands kanaal over met een zelfbedieningspontje. Altijd leuk. Aan de overkant gaan we een grasdijk op waar we tussen de schapen doorlopen. De hoge dijk biedt een weids uitzicht over de met bloemen omzoomde akkers.

Bij vogelreservaat Utopia drinken we koffie bij Prins Hendrik, achter de dijk. Daarna lopen wij de dijk op en lopen langs de zee. De lucht begint nu toch wel te betrekken. Als we het dorpje Oost binnenlopen, begint het te regenen. We besluiten door te lopen naar Oosterend, een mooi oud stadje met huizen in een ring rondom de kerk. Deze Maartenskerk, althans het oudste deel ervan, stamt uit de twaalfde eeuw. Al in de Romeinse tijd was hier een dorp.

We lunchen hier en eindigen onze tocht. Volgende keer verder, naar Oudeschild, Den Burg en terug naar de Veerhaven. We zijn niet er niet rouwig om dat we binnenkort nog een keer naar dit mooie eiland gaan.

Twee maanden later, half oktober, gaan we weer naar Texel om onze tocht te hervatten. Vanaf de veerhaven gaan we met de bus naar Oosterend. Helaas treffen we het niet met het weer: stromende regen, de hele dag. Gehuld in fladderende poncho's lopen we naar de kust, naar Nieuweschild dat niet meer dan een gehucht is, en vandaar langs de kust naar het zuiden.















dinsdag 4 juni 2019

Via Francigena: Viterbo - Rome


Dit jaar, het derde jaar dat we een stuk van de ViaFrancigena lopen, bereiken we het eindpunt: Rome. In 2017 liepen we van San Miniato naar Siena, in 2018 van Siena naar Viterbo. Daar starten wij nu. Viterbo is een stad met een compleet middeleeuws centrum, waar het goed toeven is. Wij blijven er een dag en gaan dan op pad. Deze keer maar vijf dagen, ongeveer honderd kilometer.

Het wandelprogramma:
Vr 24 mei Viterbo – Vetralla (plm 20 km);
Za 25 mei Vetralla – Sutri (plm 22 km);
Zo 26 mei Sutri – Campagnano di Roma (plm 25 km);
Ma 27 mei Campagnano di Roma – La Storta (plm 25 km);
Di 28 mei La Storta – Rome (plm 18 km).



Woensdag aan het eind van de middag komen we aan in Viterbo, waar we vorig jaar onze tocht vanuit Siena eindigden. Net als vorig jaar logeren we in hotel Tuscia, aan de rand van het oude centrum. We gaan op een terras zitten waar we vorig jaar ook zaten, aan een klein pleintje vlakbij de San Lorenzo kathedraal en het paleis van de pausen. Er is kennelijk een rally o.i.d., want op het plein voor de kathedraal staan prachtige oude auto’s opgesteld.

Ook donderdag lopen we door Viterbo en bezoeken onder andere de kerk van Santa Rosa, waar we toevallig langs lopen. De heilige Rosa ligt gemummificeerd in een glazen kist. Heel klein is ze. In de kerk hangt een zware rozengeur. Iets verderop is de plaats waar Rosa geboren is. Een middeleeuws huis, helemaal intact. Er is ook een klooster aan haar gewijd. Rosa is een belangrijke heilige in Viterbo. Ieder jaar wordt haar standbeeld in een processie door de stad gedragen door jonge mannen.

Ook bezoeken we een van de oudste kerken, die van San Pellegrino. Een relatief eenvoudige kerk. Hier en daar zijn wat oude fresco’s blootgelegd. De kerk bestond al in de elfde eeuw. Het plein zoals het er nu uitziet dateert uit de dertiende eeuw. Indrukwekkend. Net als vorig jaar is het een bijzondere ervaring door deze middeleeuwse wijk te lopen, met de donkere tufstenen huizen met trappen aan de buitenkant. We lunchen op een van de mooiste pleintjes, de Piazza de Gesu.

Later op de dag komen we langs de Chiesa di San Giovanni Battista, Johannes de doper, waar het plafond is beschilderd met een geweldige trompe l’oeil-tafereel. Een muur waar een Mariabeeld staat is in een opvallende kleur blauw geschilderd.

Op het Piazza del Plesbescito poseert een groep mensen met de Italiaanse vlag. Het is de dag van de verkiezingen van het Europees parlement. Aan dit plein ligt het gemeentehuis. Dat was in de middeleeuwen ook al het geval. De prachtig beschilderde ruimtes zijn te bezichtigen. Vorig jaar hebben we dat gedaan. Het evenaart het gemeentehuis in Siena aan de Campo.






Vr 24 mei Viterbo – Vetralla (plm 20 km)

Vrijdagochtend gaan we vroeg op pad. Langs de Piazza de San Lorenzo, het beroemdste plein in de stad waar nog steeds de oude auto’s staan te pronken, verlaten we Viterbo via een trap naar beneden. Even later zijn we in de natuur. Velden vol klaprozen, brem, lathyrus, fluitenkruid, boterbloem, kamperfoelie en nog veel meer bloemen waarvan ik de naam niet weet. We passeren olijfboomgaarden waar aan het eind van elke rij bomen een rozenstruik staat. Dat is niet, zoals ik eerst dacht, uit liefhebberij van de boerin, maar om ziektes te detecteren: rozen worden eerder ziek dan olijven.

Een deel van de weg is uitgehouwen in tufsteen waardoor er metershoge muren zijn aan weerszijden van de weg.

De markering is hier niet overal even duidelijk, dus we houden de beschrijving bij de hand. Toch lopen we verkeerd. Een graspad linksaf missen we. Later hebben we waarschijnlijk het juiste pad weer te pakken, maar we missen weer een aanwijzing, waardoor we uiteindelijk via een heel andere kant Vitrella binnenkomen. Het is een tamelijk grote stad, groter dan we tot nu toe gewend zijn. Ons hotel ligt aan de rand.

We komen net op tijd aan voor een late lunch in restaurant da Benedetta, dat bij ons hotel hoort maar een paar straten verderop ligt. Dat bevalt uitstekend, zodat we er ’s avonds weer eten. We zijn behoorlijk moe na deze eerste dag, ook omdat we er nogal wat extra kilometers op hebben zitten door het verkeerd lopen.

Za 25 mei Vetralla – Sutri (plm 22 km)

De tweede wandeldag vertrekken we iets over acht op weg naar Sutri. Het pad voert ons door een mooie bosrijke omgeving. Ook hier veel bloemen, vandaag zien we veel vlieren met de witte schermbloemen.

In een boomgaard komen we een Nederlandse jongen tegen, die op 25 maart uit Canterbury is vertrokken. Hij loopt alleen, slaapt in een tentje of in een hostel en legt inmiddels zo’n 40 km per dag af, vertelt hij. Hij doet dit tussen zijn bachelors en masters in, niet om religieuze redenen, maar om de tocht. En omdat het nu kan, later misschien niet meer. Pet af voor dit doorzettingsvermogen. Op zijn blog, just-another-blog, heeft hij helaas nog niet veel geschreven.

In het stadje Capranica pauzeren we even. We vervolgen ons pad door hazelnootboomgaarden.

Het laatste stukje naar Sutri moeten we over de Via Cassia, de snelweg. Er is geen stoep. Gelukkig is het maar een klein stukje. We komen de Nederlander weer tegen, die op mijn vraag uitlegt dat hij met stokken loopt omdat hij last van zijn knie kreeg in het begin. Stokken halen 20 à 30% van het gewicht van je voeten en knieën, vertelt hij.

Sutri is een mooi oud stadje met een groot centraal plein, waar iets wordt gevierd. Er zijn spelletjes voor de kinderen en het is vol mensen. Ons hotel, Sutrium, ligt vlak achter het plein. Een heerlijk ouderwets Italiaans hotelletje, gedreven door een oud echtpaar. 

Zo 26 mei Sutri – Campagnano di Roma (plm 25 km)

De volgende ochtend regent het. Dat hebben we op de Via Francigena nog niet meegemaakt. Ook de afgelopen twee jaar hebben we elke dag mooi weer gehad. Maar, zoals echte wandelaars zeggen, slecht weer bestaat niet. Alleen slechte kleding. En wij zijn natuurlijk prima op de regen voorbereid met onze poncho’s.

We komen een Engelstalig stel tegen, dat net als wij door de vette modder glibbert. Op de gebruikelijke vraag antwoordt de man dat ze uit de United States komen. ‘And we did not vote for Trump’, voegt hij daar ongevraagd aan toe. Wij lopen sneller dan zij en komen ze pas later op de dag weer tegen.

In Monterosi, ongeveer halverwege, pauzeren we voor een kop koffie op de Piazza Garibaldi. Een capuccino en een americano. Langs een oude kerk, waar een dienst aan de gang is, slaan we linksaf en dalen af.

We volgen de landelijke route in plaats van het alternatief, de Via Cassia. Op een bord staan beide mogelijkheden duidelijk aangegeven. Het is een mooi gebied. Door de velden, af en toe rood van de papavers, lopen schaapskuddes. We passeren net als gisteren hazelnootboomgaarden. Jammer dat het blijft regenen. Foto’s maken gaat vandaag maar heel af en toe, op de droge momenten.

We komen af en toe maar langzaam vooruit omdat het pad soms flink daalt en stijgt en spekglad is. Voor het eerst bedenk ik dat stokken nu wel handig zouden zijn. We lopen door een dal waar we verschillende keren de rivier de Treja oversteken en passeren een grote waterval, de Monte Gelato.

In de middag zien we Campagnano di Roma hoog boven ons liggen. Na een steile klim lopen we het stadje binnen. We lopen door het middeleeuwse centrum over de Piazza del Fontana Secca met, inderdaad, een droge fontein. Het is hier stil, er zijn geen toeristen en ook geen toeristenwinkels, alleen gewone, met levensmiddelen etc.

Iets verderop veranderen de middeleeuwen in de renaissance en worden de straten breder. We zijn net op tijd om te lunchen in een restaurant. Daarna lopen we de poort aan de zuidkant uit, de achttiende-eeuwse Porta Romana. Op het kleine pleintje net buiten de poort is ons hotel, Albergo Benigni.

We hangen de poncho’s te drogen, doen oude kranten in de schoenen en besluiten in het restaurant van het hotel te eten. Want het is nu heel hard aan het regenen. Dat blijkt geen slechte keus. Naast het ‘gewone’ menu biedt Benigni een compleet veganistisch menu.

Ma 27 mei Campagnano di Roma – La Storta (plm 25 km)

Als we wakker worden, regent het. De weersvoorspelling ziet er niet goed uit. Het wordt een natte dag. We lopen Campagnano uit via de bekende strada bianca’s. Een serie houten kruisen aan de kant van de weg leidt ons naar het Sanctuario del Sorbo, van de spreeuw. We nemen een kijkje in het kleine kerkje op een heuvel.

Na een kilometer of acht komen we in Formello, een schilderachtig stadje met verschillende kleine pleintjes. Veel huizen zijn begroeid met bougainville. Ook jasmijn komen we tegen.

We stijgen en dalen veel vandaag. Dat valt niet mee, want het pad is, op de onverharde stukken, modderig en heel glad. Weer denk ik hoe handig stokken nu zouden zijn. Aan de randen van het pad staan distels en rozen, dus je vastgrijpen aan de planten is geen optie.

We passeren verschillende bruggen over een diep onder ons liggend riviertje. In de gids van Ben Teunissen staat dat je de rivier via stapstenen oversteekt. Dat is dus niet meer nodig. We passeren ook, via bruggen, de snelweg. Gelukkig hoeven we daar niet langs te lopen, dat valt mee. Want we komen aardig in de buurt van Rome.

Dat is te merken als we via Isola Farnese langs een stijgende asfaltweg naar La Storta lopen. Een lintdorp aan de Via Cassia. Er is niets aantrekkelijks aan. Doornat arriveren we bij ons hotel, waar we gelukkig een kamer hebben die niet aan de kant van de weg is en waar we het verkeer niet horen.

We drinken een aperitief bij een troosteloze bar met uitzicht op een parkeerterrein, aan de overkant van de weg. In het hotel hangen we de poncho’s te drogen en gaan in regenjacks op weg naar het restaurant dat volgens de receptionist ongeveer 700 meter verderop moet liggen. Geen leuk vooruitzicht om die regen weer in te gaan, maar er zit niets anders op. De weg daalt. We passeren verschillende plekken waar grote vuilnisbakken bij elkaar staan, voor verschillende soorten afval. Het lijkt er op dat er een staking is bij de vuilnisophaaldienst, want alle bakken puilen uit en ook naast de bakken liggen zakken afval, vaak gescheurd.

We hebben de receptionist niet goed begrepen, want we vinden het restaurant niet. Als we op het diepste punt van de weg staan, waar deze een soort brug vormt, waden we door het water. Er staan enorme, diepe plassen. De meeste auto’s minderen vaart hierdoor, maar eentje rijdt hard door. Het levert ons een onsmakelijke douche op. Het water dat hier staat is bruin van de modder en heeft bovendien die afvalplaatsen gepasseerd. Nu komt het in mijn ogen, in mijn mond en in mijn schoenen. Mijn jack is doorweekt. Portemonnee en paspoort ook. Alleen de telefoon is beschermd door een plastic zakje. M is er niet veel beter aan toe.

We geven het op en lopen terug. Het dorp houdt hier ook al bijna op. Tegenover de moderne kathedraal is een restaurant, waar wij warm onthaald worden.

Terug in het hotel vraag ik of de verwarming aan kan, niet alleen voor de warmte maar ook om de klamheid te verdrijven en de spullen te laten drogen. Het kan niet, zegt de receptionist, want dit is exceptioneel weer. De verwarming staat in mei niet aan.

Di 28 mei La Storta – Rome (plm 18 km)

’s Ochtends is er een andere receptionist, die wél bereid is de verwarming aan te zetten. We ontbijten lang om de spullen de kans te geven te drogen en dat lukt aardig. Dankzij de kranten zijn mijn schoenen in ieder geval van binnen droog.

We komen de Amerikanen die niet op Trump hebben gestemd bij de receptie tegen. De man vertelt dat zij de wandelschoenen hebben opgegeven na gisteren en dat zij vandaag op sneakers naar Rome lopen. Zonde, vinden wij, en niet nodig. Misschien weten de Amerikanen niet dat je natte schoenen met losse proppen kranten uitstekend droog krijgt.

Vandaag is het gelukkig droog. We hebben een vermoeiende tocht omdat we de hele dag langs drukke wegen lopen, vaak zonder stoep. Eerst de Via Cassia, later de Via Triomfale. Soms horen we vogels die het verkeerslawaai proberen te overstemmen, soms ruiken we jasmijn die de uitlaatgassen probeert te verdrijven.

Als we bijna in Rome zijn keert de stilte weer, in park Monte Mario. Een klein natuurgebied vlakbij de stad. Als we boven op de heuvel staan, zien we Rome in de verte liggen. Na een bocht zien we ook de kenmerkende koepel van de Sint Pieter liggen. Het einddoel van de Via Francigena.

We dalen af en lopen de stad binnen. Een verademing dat er nu stoepen zijn. Via een lange rechte weg komen we Vaticaanstad binnen. Het Sint Pietersplein is overvol. Duizenden toeristen staan in de rij om de kerk binnen te gaan. Wij hebben tevoren al bedacht dat wij daar niet aan beginnen. We gaan niet in de rij staan en online tickets hebben we ook niet aangeschaft. We hadden geen zin om voor vertrek al te bedenken wat we wanneer zouden gaan doen in Rome. Wij zien wel. Er is genoeg te zien in Rome, ook buiten de meest bekende attracties.

Er lopen veel geestelijken rond, soms in gewoon pak en herkenbaar aan het boordje. Nonnen in verschillende habijten, ook vrouwen in de blauw-witte gewaden die Moeder Teresa droeg. En toeristen, overal toeristen… Vaak moet ik denken aan ‘Grand Hotel Europa’, het boek van Ilja Leonard Pfeijffer, die het massatoerisme meesterlijk beschrijft. 


Onderweg naar ons hotel, Giglio dell Opera, dat in de buurt van station Termini ligt, passeren we de Chiesa Nuova. We lopen even rond in deze indrukwekkende kerk, waar een kopie van de graflegging van  Cavaraggio hangt. Ook hangen hier werken van Rubens. Een indrukwekkende binnenkomst in deze stad.

Verder zien we onderweg het Colosseum liggen en het monument van Victor Emmanuel. We hebben ons doel bereikt. In drie vakanties hebben we een groot deel van noord Italië doorkruist, daar zijn we best trots op.

Wo 29 mei – zondag 2 juni: Rome

Nu we de Sint Pieter niet binnen kunnen, besluiten we een andere van de zeven pelgrimskerken te bezoeken, want dat hoort er wel bij als je wandelend bent gearriveerd. De tweede pelgrimskerk is de Santa Maria Maggiore. Deze indrukwekkende kathedraal is gebouwd op een plek die door sneeuw zou zijn aangegeven op de dag van Maria in augustus. Het is vlak bij ons hotel. De ingang is aan de achterkant. Ook hier toeristen, zoals overal, maar nauwelijks een rij om naar binnen te gaan. Op het pleintje aan de voorkant van de kerk zullen we deze dagen regelmatig zitten.


In de Santa Maria Maggiore staat een prachtig beeld van een biddende paus, van marmer gemaakt. Onvoorstelbaar gedetailleerd en levensecht. Het kant van het gewaad van de figuur is bijna doorzichtig. De plooien in een ander deel van het gewaad suggereren een dikkere stof, zoals fluweel. Wat een prestatie. 

Ook hier, zoals in elke kerk die we tegenkomen, moet ik eraan denken dat door de eeuwen heen de mooiste materialen en het kundigste vakmanschap naar de kerken is gegaan. De pracht en praal zijn overweldigend. Aan elk detail is tijd en aandacht besteed, zoals de met marmer ingelegde vloeren. Alleen die zijn al een kunstwerk op zich. 

Niet alleen voor het Colosseum, maar ook voor het Forum Romanum blijk je een ticket te moeten kopen. Er staan ellenlange rijen, waar wij ons niet bij aansluiten. Vanaf de openbare weg kun je het Colosseum prima zien en delen van het Forum ook. Hoe anders was het de vorige keer dat ik hier was, in 1976 op Romereis met school. We liepen het forum toen zo op.


Rome is een gestapelde stad. Op de oudste gebouwen zijn weer nieuwe neergezet, vaak met gebruik van de oude materialen. Op verschillende plekken in de stad zijn de oudste resten blootgelegd. Er zijn verschillende fora geweest en die kunnen we prima bekijken. Daar ben ik blij om, want ik vind Rome met name interessant vanwege de Romeinse resten. Dat komt ervan als je zes jaar lang 12 uur per week Latijn en Grieks hebt gehad vroeger.

Af en toe lopen we zomaar een kerk binnen die we tegenkomen. Dat valt nooit tegen. Zo komen we toch nog in een Sint Pieter terecht, de San Pietro di Vincoli (van de kettingen). Hier liggen de kettingen waarmee Petrus geboeid zou zijn. En hier staat het beroemde beeld van Mozes van Michelangelo. Gemaakt om het graf van een paus te versieren.

Het Piazza Navona is, ondanks de toeristen, een oase van rust omdat er geen verkeer is. Er spelen op ruime afstand van elkaar drie goede bandjes. Het plein is er groot genoeg voor. Er staat elke dag een levend standbeeld in een hoek, en Charley Chaplin loopt over het plein. Een man maakt met een constructie van geknoopte touwen en een teil zeepsop reusachtige bellen. We zitten hier graag.

Ook het Pantheon bezoeken we meerdere malen. De eerste keer bewust, omdat dit een Romeinse tempel is, gewijd aan alle goden. Een kerk om niet te missen. Raphael ligt er begraven. De koepel heeft een ronde opening. De komende dagen komen we hier steeds weer terecht. Kennelijk ligt het Pantheon zo centraal dat je er automatisch terecht komt.

Ook langs de Trevifontein komen we toevallig. Niet gepland, want te druk. Toch interessant om te zien. Je kunt over de hoofden lopen. Temidden van al dat toeristisch geweld zit een bedelares van een jaar of twintig op de grond, haar benen languit voor zich, haar voeten lijken misvormd. We geven haar een flink bedrag. Je zult hier moeten zitten.

Aan de voet van de Spaanse trappen is een prettige wijk met autovrije straten. Ik koop een paar zilverkleurige schoenen omdat mijn voeten na de wandeling wel wat verdiend hebben. Je kunt hier ook Mariabeelden kopen, en kerkelijke gewaden.

Hier is alles mooi. En het eten is altijd heerlijk. We bezoeken verschillende restaurants, waaronder twee keer Ristorante del Giglio, vlakbij ons hotel, tegenover de opera. Een ouderwets restaurant waar behalve de onvermijdelijke toeristen ook oudere Italianen komen. De bediening is onberispelijk. De wijn wordt gedecanteerd in een rondbuikige karaf en de toetjes staan op een speciale kar zodat je iets uit kunt kiezen.

Via de Campo de Fiori, waar al eeuwenlang een markt is, ook vandaag, lopen we naar de Joodse wijk, in de richting van Trastevere. We lunchen bij Nonna Betta. De muren zijn beschilderd met taferelen van het vroegere dagelijks leven in deze wijk. Ook dit deel van de stad zijn opgravingen uit de Romeinse tijd.

Nog een paar mooie kerken waar we binnenlopen: Maria di Monti en Sant Ignazio di Loyola. Om wat oude Romeinse beelden te zien, gaan we naar het Palazzo Altemps, vlakbij de Piazza Navona. Alleen het middeleeuwse palazzo met binnentuin op zichzelf is al de moeite waard. Op de begane grond zijn de resten uitgegraven van het nog veel oudere Romeinse huis, waar het palazzo bovenop is gebouwd.







Hier staat een collectie schitterende Romeinse, Griekse en Egyptische beelden. Een klassiek hoofd van Jupiter / Zeus, van Demeter, een beeld van Venus / Aphrodite met een doek in haar hand, een hoofd van Juno / Hera. Er is een reliëf van de geboorte van Venus / Aphrodite uit de zee dat ik meen te herkennen van een schoolboek. Een romp van een vrouw laat zien hoe fantastisch de kunstenaar erin geslaagd is de dunne stof uit te beelden. Geweldig om dit allemaal te zien. Dit vooral is voor mij Rome. Er zijn hier nauwelijks toeristen, ook dat nog.

We lopen weer eens zomaar een kleine kerk binnen. Hier staat een beeld uit de huidige tijd van een pater met twee kleine kinderen, dat geheel onbedoeld natuurlijk doet denken aan het kindermisbruik binnen de katholieke kerk. De kerk heeft de bevolking door de eeuwen heen heel wat gekost.

In Trastevere bezoeken we de basiliek van Santa Maria in Trastevere, waar de mozaïeken indruk maken. Later lopen we in de buurt van ons hotel langs boekenstalletjes. Het doet aan de linker Seine-oever in Parijs denken. Hier zijn niet alleen boeken te koop, maar ook oude filmposters en ansichtkaarten, o.a. foto's van de beroemde scène uit de film La Dolce Vita met Marcello Mastroianni en Anita Ekberg in de Trevi-fontein, en foto’s van Sophia Loren.
 
Rome is overweldigend mooi en krankzinnig druk, constateren wij. Voldaan over wat we hier gezien hebben reizen wij terug naar huis. Volgend jaar pakken wij de Via Francigena weer op, in Canterbury of in Maastricht. Het pelgrimspad van Amsterdam naar Maastricht hebben we al gelopen.