zondag 30 december 2018

Er gaat niets boven (Schiermonnikoog, december 2018)

‘Er gaat niets boven’, dat is de slogan van de gemeente Groningen. Die gaat natuurlijk net zo goed op voor Schiermonnikoog, beter zelfs, want dat ligt nog noordelijker. Schiermonnikoog is de meest noordelijk gelegen gemeente van Nederland.

Op tweede Kerstdag rijden wij vroeg weg om in Lauwersoog de boot van half één te nemen. In de tas de wandelgids en de boekjes van Thijs de Boer van het schelpenmuseum Paal 14 in Martjeland. ‘De schelpen’ en ‘De paddenstoelen van Schiermonnikoog’; planten zijn dit seizoen weinig te bewonderen. Uitkijkend over de Waddenzee begint het vakantiegevoel al voordat we aan boord gaan.

Het dorp is in kerstsfeer. In de Middenstreek staan rijen verlichte kerstbomen langs de weg. Aan de Willemshof staat een levensgrote kerststal, met daarin beelden van Jozef, Maria en het kind en ervoor echte schapen.

Hotel Van der Werff was vol, maar wij konden terecht in Hotel Duinzicht, ook een prettig ouderwets hotel. Onze kamer kijkt uit op de witte vuurtoren. Nadat we onze intrek in het hotel hebben genomen huren wij schuin tegenover, iets verderop aan de Badweg, een tandem. Even het eiland verkennen.

Het weer is goed, althans goed genoeg. De lucht is grauw maar het blijft droog. We fietsen naar de Waddenzee, langs de jachthaven en verder over de dijk. Naar het wad kun je eindeloos kijken, het verandert voortdurend. Ik zie het wad het liefst als het water laag genoeg is om de knalgroene wieren te laten zien. Via de Kobbeduinen gaan we terug naar het dorp.

De volgende ochtend gaan we wandelen. Eerst naar het noorden, het strand op, dan naar rechts, tot De Marlijn. Heerlijk, al die vaste plekken. We slaan het Vredenhof niet over, het kerkhof in de duinen waar drenkelingen en oorlogsslachtoffers liggen, geallieerden en Duitsers door elkaar. Ook liggen hier de eigenaren van Hotel Van der Werff: Sake van der Werff en Jan Fischer, wiens dochter nu eigenaar is.

Op weg naar het strand komen we struiken met roze en oranje bessen en rozenstruiken met bottels tegen. Het strand is schitterend. Het is geen eb, maar het is meer dan breed genoeg en we hoeven niet door mul zand. Nu de lucht grauw is, ziet de zee er ook zo uit. De golven zijn hoog en hebben stralend witte schuimkoppen.

Op het strand liggen vierkante lage vormen, het lijken wel zandbakken, ik weet niet wat het is. Ze zijn van metaal, blauw en groen geverfd, en prachtig verweerd. De foto’s lijken wel schilderijen.

Iets verderop ligt een zeehond op het strand. Hij lijkt niet ziek of gewond, maar ligt daar natuurlijk wel raar, zo helemaal alleen. Iemand belt de zeehondenopvang in Pieterburen. Een familie blijft bij de zeehond wachten tot hij wordt opgehaald. Gelukkig, want anders wordt hij misschien door een hond aangevallen. Er zijn vrij veel wandelaars vandaag. De zeehond voelt zich ongemakkelijk, zo te zien. Niet verwonderlijk. Hij kijkt schichtig om zich heen, beweegt een klein beetje maar komt niet echt van zijn plaats. Na een tijdje vouwt hij zijn vinnen, legt het hoofd in de nek en blijft zo bewegingloos zitten, met gesloten ogen. Wij laten hem met rust en lopen verder. Even later komen we de auto van de zeehondenopvang tegen. Dat stelt gerust.

Midden in het dorp staat de reusachtige walviskaak, die de Willem Barentsz meenam van een van zijn zeetochten. De kaak is van een blauwe vinvis, die in 1950 op de Zuidelijke IJszee is gevangen. Het doet mij eraan denken dat ik het boek De traanjagers van Anne-Goaitske Breteler, mijn cursusgenoot bij Judith Koelemeijer vorig jaar, nog niet heb. Geen betere plaats om het te kopen dan hier, op dit eiland. Van hieruit zijn veel mannen de zee op gegaan. Anne-Goaitske vertelt de verhalen van een aantal naoorlogse walvisvaarders, en dat doet zij geweldig. Petje af. Ik heb het boek met veel plezier gelezen. Schiermonnikoog heeft een rijk walvisvaartverleden. Niet alleen na de oorlog, maar ook in de zeventiende en achttiende eeuw. 

Op onze laatste avond is er een fakkeloptocht door de duinen. Daar doen wij niet aan mee, maar we gaan wel luisteren naar het shantykoor 'Gin See to Heigh', dat vanavond niet in muziekkoepel 't Beukenootje tegenover Van der Werff optreedt, maar op het plein, waar meer ruimte is. Het plein is vol en iedereen deint lekker mee op de muziek van de oude zeemansliederen. Een mooi afscheid van het eiland - voor nu althans. Zoals altijd nemen we ons voor snel terug te komen.

zondag 7 oktober 2018

Beukennootjes

Wat een schitterende zondag. De kleuren in het park zijn adembenemend mooi. De paden zijn bezaaid met beukennootjes en eikels.

Als ik langs een beukenboom vlakbij een sloot loop, bijna bij Oosterbeek, hoor ik een merkwaardig geluid. Het klinkt als harde regen, met grote druppels. Maar dat kan helemaal niet. De lucht is schitterend blauw en de zon schijnt. Dan zie ik het: het regent beukennootjes uit de boom, in een gestage stroom, zonder zelfs een zuchtje wind. Merkwaardig. Onder de boom liggen de beukennootjes centimeters dik. Ik raap een handvol nootjes en peuzel ze op. Net als vroeger.

De springbalsemien knalt volop. Als je even bij een groepje struiken staat, zie je de zaaddozen openspringen. Ze staan ook nog flink in bloei. Net orchideeën.

Binnenkort gaat de Japanse tuin nog een keer open. Ter gelegenheid daarvan blijft de theeschenkerij ook nog even open. Ik verheug me op nog wat meer van deze prachtige nazomerdagen.

Bij de vijver bij het huis, waar nu Instituut Clingendael in zit, staat een boom waarvan de bladeren felrood verkleuren. Het gras is met de veelkleurige bladeren bezaaid. Deze mooie warme herfstdagen combineren de kleuren van de herfst met de temperaturen van de zomer. Het gras is nog zo groen als in de zomer en in het rosarium bloeien de rozen alsof het juni is.




vrijdag 14 september 2018

Sint Servaas, Maastricht

Wandel.nl, het magazine van de KWBN (Koninklijke Wandel Bond Nederland), publiceerde in editie 4 (september 2018) mijn verslag als lezersverhaal.

'Sint Servaas, Maastricht': de afsluiting van het Pelgrimspad, van Amsterdam naar Maastricht. Lees het verhaal hier.

Natuurlijk staan alle etappes, van Amsterdam tot Maastricht, ook op dit blog.

zondag 9 september 2018

Aan zee: Schiermonnikoog


Zodra we in Lauwersoog aan boord gaan, begint het vakantiegevoel. Drie kwartier later zetten wij voet op Schiermonnikoog. Zondag, kwart over één. Veel mensen vertrekken nu van het eiland, weinigen komen aan, zoals wij. Wij hebben het nog voor de boeg.

Eerst was regen voorspeld voor deze dagen, maar naarmate de dag van vertrek naderde veranderde dat. Als wij aankomen is het goed weer, droog en niet te koud. 

Later op de dag breekt de zon door. Ook maandag hebben wij schitterend weer. Dinsdag wordt het pas onstuimig, met harde wind en regen. De ochtend van ons vertrek.

We huren een tandem en fietsen zondagmiddag het hele eiland rond. Langs de rode vuurtoren, die nog als vuurtoren in gebruik is, en langs de witte, die er verwaarloosd uitziet. Afgelopen zomer logeerden wij vlakbij de vuurtoren van Haamstede, die die weken in de steigers werd gezet. De steigerbouwers vertelden dat de witte vuurtoren van Schiermonnikoog het volgende project zou zijn. De witte vuurtoren kan wel een opknapbeurt gebruiken. 

Bij de Kobbeduinen parkeren wij de fiets en lopen wij de duinen in. Het ziet er al herfstig uit. Rode rozenbottels, oranje bessen aan de duindoorns. De bladeren beginnen hier en daar te vallen.

De wolken worden prachtig beschenen door de zon. Toch kun je de weidsheid van het landschap, het gevoel dat dat geeft, niet met een foto vastleggen. Hoe mooi sommige foto’s die ik met mijn telefoon maak ook worden, nooit is het beeld zo mooi als de werkelijkheid. De zee, de lucht en het licht zijn niet te vangen in een camera. Ik laat het op me inwerken en pak maar heel af en toe de telefoon omdat ik het toch niet kan laten.

Kort geleden bekeek ik de schilderijen van Domburgse schilders, gemaakt aan de Walcherse kust, onlangs tentoongesteld in de het gemeentemuseum (‘Aan zee’). Daar hingen onder meer ‘Zeegezicht’ van Mondriaan en ‘Zoutelande’ van Hart Nibbrig. Tegelijkertijd was daar een expositie van schilders ‘De Haagse school op Scheveningen’. Daar hingen o.a. ‘Strandgezicht’ van Weissenbruch, en ‘Schemering’ en ‘Ondergaande zon bij Scheveningen’ van Mesdag. Prachtige schilderijen, die de zee en de luchten daarboven vangen zoals een foto dat nooit kan doen. Dat komt wellicht, schrijft Stine Jensen in een column in het bij ‘Aan zee’ verschenen gelijknamige magazine, omdat de schilders de werkelijkheid abstraheren. ‘Niet de werkelijkheid zelf, maar de (esthetische) ervaring, beleving en interpretatie daarvan wordt weergegeven. Die ervaring is subjectief, maar krijgt in zijn abstractie een universele betekenis.’  Jensen vindt dat mooi, schrijft ze, en ik ben het van harte met haar eens.

Maandag fietsen we naar de Marlijn, aan de noordkust, en daar lopen we het strand op naar het oosten. Over het brede, witte zand. Het is eb. Na een paar kilometer steken we de eerste duinenrij over en lopen terug naar het westen tussen de eerste en de tweede duinenrij, over het Waterstaatpad. Hier is het groen, er staan allerlei soorten grassen en bloeiende planten. Roze, wit en geel.

We eindigen onze wandeling bij de Marlijn, waar we lunchen. De Berkenplas bleek op maandag gesloten.

We fietsen nog wat verder over het eiland, en dan is het tijd voor de borrel bij het Oude Boothuis, naast Hotel van der Werff. We eten vanavond vroeg en we fietsen om half acht naar de Jachthaven waar we een schitterend uitzicht hebben op de avondlucht. De zon gaat nu al onder om iets over acht. Omdat het bewolkt is, kleurt de lucht maar een klein beetje. We fietsen via een omweg terug naar het dorp, door de schemering. Een bijzondere ervaring. We deden dit niet eerder, maar het is voor herhaling vatbaar. Zo stil als het hier nu is, maak je het niet vaak mee.

Dat valt hier altijd op: zo druk als het soms in het dorp kan zijn, zo rustig is het als je even het dorp uitloopt of – fietst. Dat geldt ’s avonds helemaal. De lamp op de fiets hebben we nodig om wat te kunnen zien, niet zozeer om gezien te worden, want er is hier verder niemand. Dit is een van de weinige plekken waar het ’s nachts nog helemaal donker wordt. En helemaal stil.
 



dinsdag 28 augustus 2018

Mooie stad


We besluiten vanaf de stad - het centrum van Den Haag- terug naar huis te lopen. Onze wandeling begint op het Binnenhof. Het centrum van de politiek, al eeuwenlang. Nu is de Eerste Kamer er nog gevestigd. De Ridderzaal is in de dertiende eeuw gebouwd, als onderdeel van een kastelencomplex van de Graven van Holland. Een imposant gebouw. Ik loop hier graag en ben altijd een beetje verbaasd dat dat hier zomaar kan. Vandaag lopen er bewapende beveiligers rond. Meestal niet.

We verlaten het Binnenhof door de Mauritspoort, gebouwd in de zeventiende eeuw en genoemd naar het erachter gelegen Mauritshuis. Rechts van de poort schijnt de zon op een hoog trapgeveltje. Als we de poort gepasseerd hebben, werpen we een blik naar links, op het torentje van de minister-president. Een mooiere werkplek kan ik niet bedenken. 

Dan steken we het Plein over dat er zo schitterend uitziet sinds de auto’s in de ondergrondse parkeergarage staan. Er staan grote bakken bloemen.

O, o, Den Haag, mooie stad achter de duinen…’ Ja. Dat is het, en dat blijft het. 













woensdag 1 augustus 2018

Onder de vuurtoren


Zoals ieder jaar sinds de eeuwwisseling zijn we twee weken onder de vuurtoren van Haamstede, op de Kop van Schouwen. Een van de allermooiste plekken. Dit jaar zeer warme weken. Elke dag zon. Nooit regen, nooit kou. De keerzijde: code rood, groot gevaar voor bosbranden, die zich gelukkig niet hebben voorgedaan. En, anders dan alle andere jaren: niet barbecueën.

Wat wel hetzelfde is als ieder jaar: de wandeling van de vuurtoren naar het strand via het Oude Vuur, op het strand rechtsaf naar de strandtent -de enige in de wijde omgeving, en daar weer van het strand af, het Vuurtorenpad op. Heerlijk om ’s ochtends of ’s avonds te doen. Dan is er bijna niemand op het strand. Echt druk, zoals wij kennen van Scheveningen, is het daar nooit. Het strand van Haamstede trekt vooral jonge gezinnen, en die gaan om een uur of vijf, zes, weer terug naar de huisjes en de tenten. Wij lopen altijd tegen de stroom in.

Nieuw dit jaar is die warme zee. ’s Ochtends nemen we vaak een duik. Behalve wij is er dan niemand. Soms zien we nog een hoofdje boven het zeewater uitsteken. Nog een zwemmer? Nee, een zeehond. Zo vaak en zo dichtbij hebben we die niet eerder gezien.

We wandelen een keer van de vuurtoren naar Renesse. Dit keer niet langs de route van het Nederlands Kustpad I, vroeger Deltapad, maar via het strand. Eerst over de Strandweg naar het Middenpad. Een bijzondere plek, want hier zijn in 1907 bij toeval de resten teruggevonden van de kapel Onze Lieve Vrouwe Op Zee, die hier in de duinen lag. Een gevaarlijke plek voor de scheepvaart, de Kop van Schouwen, waar niet voor niets later een vuurtoren is gebouwd. In de zeventiende eeuw zijn bij Domburg op Walcheren, een eiland zuidelijker, votiefstenen gevonden, gewijd aan de godin Nehalennia. Deze beschermgodin uit de tweede en derde eeuw werd vooral vereerd door zeelieden en handelaars. Een verband tussen de verering van deze godin en later die van Maria lijkt voor de hand te liggen. De naam Neeltje Jans van het werkeiland in de Oosterscheldekering is geïnspireerd door Nehalennia. Van die kapel in de duinen is niets meer te zien.

Het is helder weer, dus we zien de Maasvlakte in de verte liggen. Bij Haamstede is het strand heel rustig. In de buurt van Renesse is een stuk strand groen van het wier, met een grillige kustlijn. Het heeft wel wat van de Wadden.

Waar de strandtenten van Renesse beginnen, is het zo druk en vol dat we nauwelijks een plekje op het terras van een van de tenten kunnen bemachtigen. In zoveel drukte hebben we geen zin, dus we verlaten het strand en lopen naar het dorp, zoals we eerder hebben gelopen toen we het Kustpad bewandelden. We komen uit bij de kerk van Renesse, waar een monument is voor degenen die het leven lieten in de Tweede Wereldoorlog. 
De tekst op het monument:

‘1940 – 1945
Ter nagedachtenis van de burgers en militairen van Schouwen-Duiveland, die als gevolg van de Tweede Wereldoorlog waar ook ter wereld zijn omgekomen.’

Daaronder de fraaie regels van H.M. van Randwijk:

‘Een volk dat voor tirannen zwicht
zal meer dan lijf en goed verliezen.
Dan dooft het licht.’

Van Randwijk was een gereformeerde verzetsstrijder en een van de oprichters en later hoofdredacteur van Vrij Nederland. Zijn regels blijven actueel.

Via de overvolle dorpskern van Renesse lopen we terug naar de weldadige rust van Haamstede. Van daar naar Nieuw Haamstede, het gebied rond de vuurtoren.

De vuurtoren wordt dit jaar opgeknapt. In de weken dat wij er zijn wordt hij in de steigers gezet. Elke dag verder. In het begin zie  je de steigers alleen als je ernaast staat. Als wij vertrekken reiken de steigers vrijwel tot aan de top, waar het licht is. De gespecialiseerde steigerbouwers vertellen dat hun volgende project de witte vuurtoren van Schiermonnikoog is. Beide vuurtorens zullen er binnenkort dus weer in volle glorie bij staan.

In de tweede week maken we een stadswandeling door Middelburg. Een prachtige oude stad met een fraai, Vlaams aandoend centrum. Op verschillende muren komen we gedichten tegen. Op de wit gekalkte gevel van een huis staat deze, van de Zeeuwse dichter Johanna Kruit:

‘De zee

De zachte, de zoete, de zoute zee.
Zachtmoedige, zekere, zilveren zee.

De zwiepende, zwoegende, zwoele zee.
De zeegaande, zilte en zoele zee.

De zeezieke zee en de zeldzame zee.
De zeesterrenzee en de zeilende zee.

De zalige, zappende zedige zee.
Zeegroene zingende zeepaardjeszee.
De zinkende, zuchtende zilvertandzee.
De zwemmende, zwevende, zuigende zee.

De zwepende, zwervende, zwalpende zee.
De zwaaiende, zwierige, zompige zee.

De zoemende, zondige, zotte zee.
Met het wiegende, wassende water.’

dinsdag 12 juni 2018

Via Francigena: Sienna - Viterbo



Behendig vindt de taxichauffeur zijn weg door de smalle straatjes van Sienna. Voetgangers ontwijkend schuurt hij soms bijna tegen de eeuwenoude gevels aan. We naderen het centrum. Met hoge snelheid rijden we over de Piazza del Campo, de Via Giovanni Dupre in, waar ons hotel is. Heerlijk om weer in Sienna te zijn. Een jaar geleden eindigden M. en ik hier onze eerste tocht over de Via Francigena, vanaf San Miniato. Nu gaan we verder tot Viterbo, in negen wandeldagen. In totaal zo’n 180 kilometer.

Ons reisschema:

2 juni Sienna – Monteroni d’Arbia (Cuna) – plm 16 km
3 juni Monteroni d’Arbia (Cuna) – Buonconvento – plm 16 km
4 juni Buonconvento – San Quirico d’Orcia – plm 22 km
5 juni San Quirico d’Orcia – Genella – plm 17 km
6 juni Genella – Radicofani – plm 16 km
8 juni Radicofani – Aquapendente – plm 25 km
9 juni Aquapendente – Bolsena – plm 22 km
10 juni Bolsena – Montefiascone – plm 19 km
11 juni Montefiascone – Viterbo – plm 18 km


Zaterdag 2 juni
Sienna – Monteroni d’Arbia (Cuna) – plm 16 km


Ons hotel Residenza d’Epoca il Casato is gevestigd in een veertiende-eeuws voornaam woonhuis vlak bij de Piazza del Campo. Om onze kamer te bereiken lopen we door een zestiende eeuwse keuken met houtfornuis en enorme granieten spoelbak. De kamer komt uit op een terras, waar ’s ochtends het ontbijt wordt geserveerd.

Onze eerste dag, vrijdag 1 juni, gebruiken we om van Sienna te genieten. De volgende ochtend vroeg pakken we de draad van onze wandelroute weer op. Via de Loggia del Pape lopen we naar de zuidelijke poort van de stad: de Porta Romana. Al snel laten we de drukte van de stad achter ons en lopen we door de groene heuvels, langs velden en akkers vol klaprozen en korenbloemen. Nog lang zien we het silhouet van Sienna achter ons liggen.

De route is goed gemarkeerd met de ons inmiddels bekende tekens: de afbeelding van de pelgrim met rugzak en staf in rood en wit of op een bruin bord, of de letters VF, soms op een steen op de grond.

Het pad is omzoomd door wilde bloemen waarvan ik sommige herken: klaprozen, witte roosjes, roze geraniums, gele paarden- en boterbloemen, rode klaver, paarse en blauwe distels. Af en toe felroze wilde orchideeën. De geur van brem is nooit ver weg. Aan de horizon de smalle cypressen die het landschap zo typisch Toscaans maken. Het is schitterend weer, en dat zal de rest van onze reis zo blijven, althans overdag. Wat een geluk door dit prachtige landschap te wandelen. Wie wel eens door groene heuvels wandelt, of wie de Sound of Music kent, begrijpt hoe gelukkig je daarvan wordt.
Ver is de tocht vandaag niet, en veel hoogteverschillen zijn er ook niet. Voorbij Ponte Tresa, als we het hotel naderen, moeten we even zoeken. We komen een Amerikaanse docent tegen, die vaak alleen op pad gaat en ook al de Camino naar Santiago de Compostella heeft gelopen. De noordelijke route is niet zo druk, zegt hij. Nu wil hij in zes dagen naar Viterbo en om dat te halen zal hij deels met bussen reizen. Veel andere wandelaars zien we niet.

Tegen enen arriveren we bij ons hotel Monte di Cuna bij Monteroni d’Arbia. Dat we op tijd voor de lunch zijn komt goed uit, want naast het hotel is een fantastisch restaurant, Il Conto Dino. We zijn zo te zien de enige niet-Italianen. Na een siësta ’s middags eten we er ’s avonds weer. Ze maken de pasta’s natuurlijk zelf. Het hotel ligt aan de weg, maar dankzij de dikke muren en de luiken is het in de kamer stil.

Zondag 3 juni
Monteroni d’Arbia (Cuna) – Buonconvento – plm 16 km

We ontbijten buiten op het terras om acht uur en gaan bijtijds weer op pad. In Quinciano pauzeren we even in een lieflijk voor pelgrims aangelegd tuintje met een bank onder een boom en een kraan met drinkwater. 

Het pad voert ons vandaag door kleinschalige landbouwgebieden. Olijfboomgaarden, wijngaarden en tussendoor kleine moestuinen met uien, aardappelen en bloeiende courgetteplanten. 

In Ponte d’Arbia, een wat grotere plaats, vinden we tegen de verwachting in geen horeca. Op een bankje in de schaduw eten we meegebrachte mueslirepen.

Halverwege de dag lopen we Buonconvento binnen door de noordelijke poort, de Porta Senese. De poort is voorzien van oeroude houten deuren, versterkt met ijzer. Een klein middeleeuws stadje, met huizen die mooi zijn opgeknapt. We kijken even in de kerk van San Pietro e Paulo. Eten doen we bij Ristorante Roma in de hoofdstraat. De eigenaar, een man op leeftijd, is ook eigenaar van hotel Ghibellino, waar wij logeren. Het ligt aan de rand van het oude centrum.

Maandag 4 juni
Buonconvento – San Quirico d’Orcia – plm 22 km


Als we ‘s ochtends het hotel verlaten komen we al snel een groep Franse pelgrims tegen, die in hetzelfde hotel sliepen. Na een pauze raken we ze kwijt, maar later op de ochtend komen we ze nog een keer tegen. Ze staan in een veld te bidden.

We passeren een groot aantal wijngaarden. Aan het begin van een rij wijnranken staat vaak een rozenstruik. Sommige boeren hebben zoveel fraaie verschillende rozen neergezet dat het wel een rosarium lijkt. We dachten dat het was om het land te verfraaien, maar we horen dat het is omdat een roos sneller dan een druif wordt aangetast door luis en witte vlieg. Is een roos aangetast, dan weet de boer dat hij dat moet bestrijden voordat de druiven er last van krijgen. Geen romantiek, maar ongediertebestrijding. Het oogt er niet minder mooi om. Verschillende wijnboeren hebben een agriturismo op hun bedrijf. Druk is het zo te zien nog niet, we komen nauwelijks iemand tegen. Langs het pad staan veel cypressen. Dat is mooi en het geeft wat schaduw.

Ook vandaag weer uitbundig bloeiende klaprozen op de akkers, bermen vol bloemen in alle kleuren en vaak de heerlijke geur van brem. Veel vlinders, de meeste wit. Ze komen vooral op een bepaald soort blauwe bloemen af. We stijgen en dalen veel vandaag. Dat biedt mooie vergezichten.

Tussen de middag eten we wat bij een kleine bar in Torrenieri. Op ons tafeltje staat een plastic geranium. Hij steekt armzalig af bij de echte geranium die aan de muur boven de tafel hangt. 

Tegen drieën lopen we San Quirico d’Orcia binnen. Het is een prachtige middeleeuwse stad, vrij groot, die doet denken aan San Gimignano, maar zonder torens. En veel minder druk. Als we binnenlopen is net een begrafenis aan de gang. We lopen de stad even later door de dertiende-eeuwse Porta di Capuccini weer uit, want ons hotel ligt helaas buiten het oude centrum, pal aan de grote weg. Onze kamer is aan de achterkant waar wij een fraai uitzicht over het landschap hebben en waar je het verkeer niet hoort, dat valt mee.
 
Terug via de Porta di Capuccini de middeleeuwse stad in. Er is een groot aantal kerken, waarvan wij er vier bezoeken. Niet te lang, genoeg om een indruk te krijgen. Fotograferen is niet toegestaan. Ook bezoeken we de Horti Leonini, een zestiende-eeuwse tuin, geometrisch aangelegd. Naast de laatste kerk die wij binnengaan ligt een klein rozentuintje, waar we nog even blijven.

We komen de groep Franse pelgrims weer tegen, die in Buonconvento in hetzelfde hotel logeerden. Ze doen de Via Francigena maar voor een deel wandelend. Het grootste deel van de weg reizen zij per bus.

Zo heeft iedere pelgrim op de Via Francigena zijn eigen redenen en zijn eigen manier om het pad af te leggen. Gingen de meeste pelgrims vroeger op pad om God te zoeken, tegenwoordig zijn zij vaak op zoek naar zichzelf. Of naar een combinatie van religiositeit en spiritualiteit, naar rust en bezinning, naar schoonheid, of wat dan ook. Ook voor wie met name loopt voor het wandelen en voor de mooie omgeving heeft zo'n tocht iets meditatiefs.

Dinsdag 5 juni
San Quirico d’Orcia – Gallena – plm 17 km


Een prachtige tocht langs de vallei van de Orcia. Een deel van de dag zien we San Quirico nog in de verte liggen. We passeren Vignoli, een elfde-eeuws stadje waar een kleine Romaanse kerk staat. Op de muren is een klein deel van de veertiende-eeuwse fresco’s zichtbaar. Het doet me denken aan de fresco’s in het mij zo dierbare kerkje Svati Peter in Slovenië, waar alle fresco’s weer zichtbaar zijn gemaakt.

Verderop komen we een jonge vrouw tegen met een grote rugzak. Ze is Zwitsers, opgegroeid in Toscane en ze loopt nu voor het eerst een stukje van de Via Francigena. De ‘verkeerde’ kant op, van Vignone naar Siena, een paar dagen. Ze heeft haar eerste nacht erop zitten, in haar tentje in het veld. Ze was banger dan ze had verwacht, vertelt ze. Zowel voor mensen als voor dieren. In de nacht had ze allerlei geluiden rond haar tent gehoord.
 
Later op de dag passeren we Bagno Vignoni, waar warm water uit de grond komt. De Romeinen legden hier baden aan om van het water te profiteren. Die baden staan er nog. Je ziet het water opborrelen. Een groep dames zit aan de korte kant van het grote bassin en aquarelleert. Eeuwenlang hebben pelgrims op weg naar Rome hier nieuwe krachten opgedaan. De baden liggen midden in een rustig en mooi onderhouden stadje. We drinken er koffie. 

Bij het verlaten van Bagno Vignoni missen we voor het eerst een markering. De reisgids van Ben Teunissen (De weg van de Franken III) helpt ons op weg: we moeten in oostelijke richting. Als we de stad uitlopen zien we al snel de bekende markering en pakken we het pad weer op.

Via een nieuwe houten brug steken we de Orcia over, de rivier die deze streek haar naam geeft. Beneden ons kolkt de rivier over grote stenen.

We passeren Castiglione d’Orcia, een hooggelegen oud stadje met burcht, maar komen er niet doorheen. Omdat het zo hoog is zien we het steeds liggen, ons pad kronkelt erlangs. Het landschap strekt zich schitterend voor ons uit in vele tinten groen. Het grijsgroen van het blad van de olijfbomen, het fellere en lichtere groen van de druiven, het goudgele van de graanakkers en de felgele vlekken van de brem die ook vandaag onze route parfumeert.

Voorbij Castigline wijken we van het pad af om naar Agriturismo I Savelli te komen, onze verblijfplaats vannacht. Eigenaresse Novella verwelkomt ons. Ze vertelt dat ze hier sinds 2001 met haar man Alessandro woont. Ze hebben een landbouwbedrijf met olijven en graan, en de agriturismo, waar regelmatig Nederlanders komen. We hebben een mooie kamer met marmeren badkamer. 

’s Middags zitten we te lezen op het terras met uitzicht op het dal terwijl het licht verandert, de kleuren intenser en de schaduwen langer worden. We horen vogels zingen. Verder is het stil. Een heerlijke plek. ’s Avonds eten we met Novella en haar achttienjarige dochter.   

Woensdag 6 juni
Gallena – Radicofani – plm 16 km

Van I Savelli lopen we de heuvel af naar Gallena, waar wij het pad weer oppakken. We beginnen met een graspaadje door de weilanden op de heuvels. In het gehucht Briccole lopen we langs een eeuwenoud pelgrimskerkje: Chiesa de San Pellegrina. Deze plaats werd Abricula genoemd door Sigeric, de aartsbisschop van Canterbury die de Via Francigena in de tiende eeuw naar Rome liep en nauwkeurig beschreef. Aan hem danken we het huidige wandelpad.

Later volgen we een pad langs het riviertje de Formone, dat uitmondt in de Orcia. We steken over met stapstenen. Af en toe komen we de Via Cassia tegen, de grote weg die de oude pelgrims- en handelsroute inmiddels is geworden. Het wandelpad vermijdt de weg zoveel mogelijk, maar dat lukt niet altijd.

We klimmen vandaag veel en hebben fantastisch uitzicht. Al snel zien we het stadje Radicofani met de kenmerkende rots in de verte liggen. Het ligt op 780 meter. De burcht ligt daar nog wat boven. De heuvels zijn hier wat scherper van vorm, minder rond dan eerdere dagen. Schitterende luchten.

Na een flinke laatste heuvel stappen we de middeleeuwse poort van Radicofani binnen. Nog wat omhoog lopen en dan staan we op het centrale plein met de kerk van San Pietro Apostolo. We kijken even binnen  en lopen dan naar het terras van Il Grotto voor een late lunch. Wat is het toch heerlijk om elke dag weer opnieuw een mooi eeuwenoud stadje binnen te lopen. Na steeds weer zo’n prachtige wandeling.

We lopen aan de zuidkant de stad weer uit, want wij logeren in Agriturismo Podere Pietreta die een paar kilometer verderop ligt, onder Radicofani. De supermarkt aan de rand van de oude stad is op woensdag gesloten, dus we kunnen niets te eten meenemen. Gelukkig heeft de beheerster van de agriturismo, waar wij geen kamer maar een appartement blijken te hebben, de ijskast gevuld met sla, kaas en vleeswaren. Nectarines en wijn maken ons diner compleet. Andere gasten zijn er niet, alleen vijf jonge katten houden ons gezelschap.

We blijven hier een dag en gaan pas na twee nachten verder. Terwijl wij de volgende avond onder de parasol zitten te eten begint het zachtjes te regenen. We hebben er geen last van. ’s Nachts barst een geweldige regenbui met onweer los. De bliksem verlicht het hele dal.

De volgende ochtend schijnt de zon weer. Zo’n nachtelijke bui zorgt ervoor dat alles fris groen blijft en dat de bloemen uitbundig bloeien. 

Vrijdag 8 juni
Radicofani – Aquapendente – plm 25 km

We gaan bijtijds op pad en dalen van het hooggelegen Radicofani af naar Ponte Rigo. Mooie uitzichten, achter ons op Radicofani, en weer volop bloemen langs het pad en in de velden. In Ponte Riga drinken we koffie in een bar. De hoofdroute volgt grotendeels de Via Cassia. Een alternatieve route loopt met een boog via Proceno. Dit was aanvankelijk – ook in het boekje van Ben Teunissen nog – de hoofdroute. Wij volgen de reguliere weg. De Rigo is de grens tussen Toscane en Lazio.

Vanaf Ponte Rigo gaat de route grote stukken over de Via Cassia. Wij lopen links, zoals altijd op een autoweg, maar dat heeft in dit geval als nadeel dat we de auto’s door de scherpe bochten toch niet zien aankomen. We lopen zo dicht mogelijk tegen de vangrail en letten goed op. Als er aan de ene kant een bus of vrachtwagen rijdt en aan de andere kant ook, staan we stil en drukken ons tegen de vangrail Aangenaam is het niet. We volgen deze weg grote delen vandaag. Af en toe worden we naar een klein paadje naast de weg geleid, of volgen we een stuk van een andere, oudere weg. Door de recente regenbui glibberen we af en toe door de vette modder.

We passeren Centeno, een mooi landelijk dorpje, waar we een huis passeren waar volgens een opschrift Galileo Galieni in de zeventiende eeuw verbleef tijdens de pest-epidemie die hier toen heerste. Een klein jong hondje loopt met ons mee, het dorp uit. M. tilt het op en draagt het terug naar de eigenares.

Vlak voor Aquapendente buigt het pad naar links, naar beneden. Dankzij een tip van Jan van Pelgrimroutes.nl, die hier net geweest is, negeren we die markering en volgen we gewoon de grote weg. Dat zijn we vandaag gewend en die laatste paar honderd meter kunnen er ook nog wel bij. De officiële route gaat door een dal en komt even later weer bij de weg.

Vrijwel tegelijk met ons arriveren een jonge vrouw en een oudere man in Aquapendente. Korte broeken, wandelschoenen en grote rugzakken. Pelgrims.

Op het centrale plein bezoeken we de kerk. Aan de wand hangen enorme moderne schilderijen. Bij nadere inspectie blijken het collages te zijn van propjes papier.

We eten in een uitstekend restaurant, Il Borgo, gedreven door een paar vriendinnen. Daar zien we ook de man en het meisje weer zitten. Aan een ander tafeltje zit een jonge jongen alleen te eten. Later horen we dat hij de hele Via Francigena in één keer loopt, van Canterbury tot Rome. Negentien jaar is hij. De langste afstand die hij tot nu toe heeft gelopen is 43 kilometer op een dag. Ook heeft hij bergpassen met sneeuwschoenen overgestoken. Wij bewonderen hem.
 
Ons hotel Toscana is roze gepleisterd en ligt vlakbij het centrale plein. Veel huizen hebben hier roze- en oranje tinten. Onze kamer kijkt uit op een kleiner pleintje aan de zijkant van het hotel, waar water uit fonteinen langs de muren stroomt. Aan dat stromende water dankt de stad haar naam. Onze kamer heeft een fraai balkenplafond, het is een oud gebouw. ’s Avonds als wij al in bed liggen begint op het pleintje een bandje te spelen. Raam dicht en airconditioning aan is een prima remedie tegen het geluid.

Zaterdag 9 juni
Aquapendente – Bolsena – plm 22 km.

Van het hangende water van Aquapendente lopen we vandaag naar het meer van Bolsena. We stijgen vandaag maar een beetje. De route voert langs boerenweggetjes langs aardappel- en graanvelden door een vrij vlak gebied.  Een boerenechtpaar passeert ons per auto. Ze stappen uit en lopen het aardappelveld in, waarschijnlijk om te kijken hoe het gewas er bijstaat. Vannacht heeft het geregend.

Halverwege pauzeren wij op het ronde plein van San Lorenzo Nuovo. Als we het dorp binnenlopen en het hoogste punt van de heuvel bereiken zien we in de verte het meer van Bolsena liggen. Het heeft een diepe kleur blauw. Op het ronde plein, aan de kant van de grote kerk, is vandaag markt. Er is van alles te koop: bloemen, schoenen, kleren, huisraad, tafelkleden. Aan de andere kant van het plein stallen mensen spullen uit voor wat een rommelmarkt lijkt te worden. Mensen uit de omgeving zijn zo te zien op de markt af gekomen en maken er een uitstapje van. De tafeltjes op het terras van de bar zijn vol, vooral met gezinnen.

Wij vervolgen onze route naar het zuiden. Na een stukje Via Cassia lopen we een bos in. Het pad stijgt en daalt. Als we het bos uitkomen vervolgen we de route over landwegen, waarbij wij vrijwel steeds het meer rechts in beeld houden. Een aantrekkelijke aanblik. We passeren verschillende agritrismo’s en villa’s. Rijke Romeinen zullen hier graag vertoeven, het is per auto niet zo ver naar Rome.

Dan zien we in de verte de middeleeuwse burcht van Bolsena liggen. Het laatste stuk is vrij recht. Zo kunnen M. en ik weer eens naast elkaar lopen. Op rechte stukken – in Nederland dus altijd – hebben wij precies hetzelfde tempo. Stijgt of daalt het pad, dan ga ik langzamer.

Tegenover de burcht van Bolsena staat een grote kathedraal, waar ik even in loop. De oude stad ligt iets onder de burcht. Vroeger vestigden de Etrusken zich hier, later de Romeinen. Langs smalle straatjes dalen we af naar het niveau van het meer. Via een poort staan we op een plein, net buiten de muren. Om bij ons hotel te komen gaan we terug de oude stad in, naar het Piazza San Rocco, een pleintje waar een oude fontein is.

Hier wacht ons een grote verrassing. B&B Il Vesconte is gelegen in het zestiende-eeuwse Palazzo Cozza Caposavi. Binnen kijken we onze ogen uit. Het Palazzo is volledig intact en prachtig ingericht met antieke en moderne meubels. Op de begane grond staat de koets van de familie Cozza en op de eerste en tweede verdieping zijn verschillende kamers ingericht. Ook is er een kleine kapel, waar kazuivels aan de muur hangen. 

Dit soort kamers en zalen heb ik tot nu toe alleen gezien in huizen die musea zijn geworden. Kunstwerken, wand- en plafondschilderingen, boeken die opengeslagen liggen waar het over de familie Cozzo of de familie Caposavi gaat.

Het is allemaal even smaakvol. We zijn diep onder de indruk. Het Palazzo is niet alleen vol met kunst, ook de manier waarop het is gerestaureerd en ingericht met nieuwe meubels vind ik een kunstwerk op zichzelf.




De grootste zaal, waar een gigantische haard is, is de plaats waar het ontbijt wordt geserveerd. Met een kleine wenteltrap bereiken we vanaf de eerste verdieping onze kamer, die ook geheel in stijl is ingericht. Wat een fenomenale plek om te overnachten.
 
’s Avonds lopen we van ons paleis in vijf minuten naar de rand van het meer, waar een restaurant is met een terras aan het water. Een geweldige plek. We zien op onze tocht voortdurend schitterende landschappen en gebouwen. Bolsena spant voor mij de kroon.

Bij terugkeer in de ommuurde stad komen we op het pleintje voor ons Palazzo de jonge vrouw en de oudere man tegen, die wij in Aquapendente zagen. Zij verblijven in het Pelgrimshuis. Ze reizen niet samen, maar zijn toevallig allebei in Lausanne begonnen. De vrouw is intensive-care-verpleegkundige en komt uit Berlijn. Ze heeft verlof gespaard om deze tocht te kunnen maken en is sinds 5 mei onderweg. We hebben het over het belang van goede schoenen. Reserveschoenen hebben deze pelgrims niet bij zich, dat is te zwaar. Sommige pelgrims nemen een paar lichte sportschoenen mee. Daar kom je ook wel mee in Rome, zegt de man, die uit Oostenrijk komt. De rugzak van de Duitse weegt, inclusief twee liter water, een kilo of tien. Veel zwaarder moet het niet worden.

Dan hebben we het over de prachtige kerken die je hier in elke pleisterplaats tegenkomt. De Oostenrijker vertelt dat een priester hem eens heeft aangeraden te kiezen tussen natuur of cultuur, als je op reis bent. Allebei wordt te veel. Loop je de Via Francigena, dan kun je je het beste concentreren op de wandeling en op wat je om je heen ziet, en de kerken maar kort bezoeken. Je loopt iedere dag, en gebruikt alleen de tijd die daarna over is om iets te bekijken. Zo blijf je in het ritme. Het advies spreekt mij aan. Ook ik heb wel de behoefte de kerken even binnen te gaan, maar niet om een uitvoerig bezoek te brengen. Meestal wil ik alles weten van wat ik zie, maar nu niet. Een impressie is genoeg. Verder gaat het deze weken om het wandelen.

Zondag 10 juni
Bolsena – Montefiascone – plm 19 km

Na een ontbijt in de prachtige zaal in het Palazzo loop ik nog even door de kamers daarnaast en geniet van alle schoonheid hier. Dan verlaten we deze plek, de mooiste plaats waar we ooit hebben overnacht.

We lopen door het oude Bolsena, waar een zoete jasmijngeur hangt dankzij het grote aantal jasmijnplanten, omhoog, de stad uit. Vandaag volgen we grotendeels het meer, dat we bijna voortdurend aan de rechterkant beneden ons zien liggen onderweg. We stijgen flink, want Montefiascone ligt hoog, op zo’n 650 meter.

We volgen een landweg langs grote huizen en vervolgens gaan we het Turino-bos in. In de diepte naast ons loopt een riviertje, de Arlena, met watervallen. We komen een bron tegen waar je water kunt tappen. Heerlijk fris. Ik heb niet eerder zo uit een bron gedronken.

We dalen af naar de rivier en steken via een houten bruggetje over. Daarna gaat het pad weer omhoog. Op een mooi uitzichtpunt is een pleisterplaats voor pelgrims gemaakt met een picknicktafel onder een paar bomen. We pauzeren er en genieten van het zicht op het meer beneden ons.

We komen vandaag af en toe een Nederlandse vrouw tegen uit Amsterdam, die in Aosta is begonnen en vandaag hetzelfde loopt als wij. Net als de Berlijnse pelgrima is zij verpleegkundige. Ze is sinds april onderweg.

Montefiascone zien we van ver al liggen, althans het hooggelegen oude deel van de stad. Omdat langs de route veel versterkte antieke steden liggen zie je de eindbestemming van de dag vaak al lang voor je. Montefiascone stamt uit de tijd van de Etrusken.

Al een eind van het hooggelegen oude ommuurde centrum lopen we door de stad. Het moderne deel van de stad is vrij groot. Er is kennelijk een of andere festiviteit, want een deel van de straten is versierd met enorme rozen van crêpepapier. De versierde straten leiden, niet verrassend, naar een kerk. Ongetwijfeld een katholiek feest.

Het laatste stuk omhoog naar de stadspoort voert ons langs steile asfaltwegen waar vrij veel verkeer is. Via een rosarium lopen we de poort door, de oude stad in. We komen uit op het Piazza Vittorio Emmanuele. Een klein, besloten pleintje met een fontein.

Hier is weer een poort, die naar het binnenste deel van de stad leidt, waar vroeger pausen zetelden en verschillende beroemde kerken staan. Boven de poort staat geschreven dat het nog 100 kilometer is naar Rome. Een belangrijke mijlpaal.

Ook hier hangt de geur van jasmijn. Het stadje is klein en steil. Net als in de andere steden langs de Via Francigena is het mooi bewaard gebleven. Bovenaan gekomen bezoeken we de kathedraal, een imposante kerk, een soort kleine Sint Pieter. Van buiten de stad is de koepel van deze kerk een belangrijk markeringspunt. Van binnen is de koepel beschilderd. De kerk is in goede staat, zoals eigenlijk alle kerken die we hier zien.

Aangezien ons hotel buiten het centrum ligt gaan we weer naar beneden en drinken wat bij de bar in het rosarium waar we eerder langs liepen. We komen het Amerikaanse echtpaar tegen dat ook in het Palazzo in Bolsena logeerde. Verder zien we geen buitenlanders.

Onze B&B L’Amicizia ligt jammer genoeg aan een drukke weg. Omdat we geen zin meer hebben weer omhoog terug de stad in te lopen eten we in een restaurant aan de overkant. Ondanks het verkeerslawaai zitten we toch het liefst buiten op het terras. Binnen loopt het vol met Italiaanse families. Authentiek is het hier wel.

Maandag 11 juni
Montefiascone – Viterbo – plm 18 km

We vertrekken op tijd voor onze laatste etappe. Een makkelijke, want we stijgen vandaag nauwelijks. Aan de rand van Montefiascone bezoeken we een grote kathedraal en dan gaan we op pad. Het eerste stuk lopen we hoog, met mooi uitzicht over de velden.

Het pad gaat hier over de Via Cassia Antica. Een paar kilometer volgen we een weg die de Romeinen met grote stenen geplaveid hebben. Een bordje legt uit hoe dat ging: egaliseren, versterken met grind en dan de stenen erop. Klaar voor de troepen op veroveringstocht. De weg ligt er nog altijd goed bij.

Bovenop een heuvel staat een huis te koop. Grote stenen, kleine raampjes, een buitentrap naar boven, wat verwaarloosde druiven eromheen. Aantrekkelijk om over te fantaseren (een B&B beginnen, etc….).


Onderweg komen we warme baden tegen. Die werden al gebruikt in de tijden van de Romeinen, en nu nog steeds. Er zitten voornamelijk Italiaanse gepensioneerden op deze doordeweekse dag. Omdat we pelgrims zijn, mogen we zonder entree naar binnen om even te pauzeren. We eten wat in de schaduw. Er is een groot aantal borrelende baden, kennelijk van verschillende temperatuur. Borden raden de baders een bepaalde volgorde van de verschillende baden aan. De baden hebben ronde vormen en zijn wit geschilderd. Het water is azuurblauw. Aan onze tafel zitten wat oude heren, die van thuis meegenomen eten bij zich hebben. Geen boterhammen, maar bakjes met vlees en groente.

We passeren een kleine begraafplaats. Kindergrafjes, denken we even, maar het blijkt een begraafplaats voor huisdieren te zijn. Kort daarna komen we weer op de (moderne) Via Cassia. We passeren een enorm grote begraafplaats met hoge muren. Naarmate we dichter bij de stad komen, wordt de weg wordt steeds drukker. Bij de afslagen van de weg is het lastig oversteken. Op sommige stukken is gelukkig een paadje naast de weg in het gras, buiten de vangrail.

We zijn blij als we de oude stadspoort van Viterbo bereiken. Ons doel van de reis is bereikt. Op het plein achter de poort pauzeren we. Ons hotel Tusca ligt prima in het centrum. Ook hier in Viterbo hebben veel huiseigenaren jasmijn in bloempotten bij de voordeur gezet. In de grotere straten staan lindebomen, die nu in bloei staan en heerlijk ruiken.

We verkennen de stad een beetje en bezoeken de kerk aan het Piazza del Plebiscito. Daar bezoeken we ook het gemeentehuis, dat al eeuwen in gebruik is. 

Met de lift gaan we naar de tweede verdieping, waar de oude zalen te bezichtigen zijn. We zien prachtige oude fresco’s, onder meer een mooie trompe l’oeuil van een man die de zaal binnenstapt.
 
De fresco’s en de sfeer doen me denken aan het gemeentehuis op het Piazza del Campo in Sienna. Hier is het heel rustig, we zijn de enige bezoekers.

’s Avonds eten we een reusachtige pizza op een klein pleintje, de Piazza Don Mario Gargiuli. De pizza heeft de juiste dunne bodem en is zo groot dat hij op twee borden wordt geserveerd.

De stad is wat minder opgeknapt dan andere steden die we gezien hebben, de huizen ogen grauwer, maar dat heeft ook wel iets authentieks. We komen veel pleintjes met fonteinen tegen.

Voordat we naar huis reizen hebben we hier een extra dag, dus we hebben ook nog tijd om naar de middeleeuwse pelgrimswijk te gaan en de kathedraal te bekijken op het Piazza San Lorenzo. Achterin de grote kerk staat een schitterend Madonna-beeld.

Viterbo is een vrij grote stad, waarvan delen nog helemaal zijn zoals het in de twaalfde en dertiende eeuw gebouwd is. Fascinerend om in zo’n middeleeuwse omgeving te lopen. We voelen ons steeds meer echte pelgrims.

We komen het Amerikaanse stel weer tegen. De vrouw blijkt een rugzak van bijna twintig kilo te torsen, heel wat meer dan tien procent van het lichaamsgewicht, zoals vaak wordt aangeraden. Ook komen we hier de Nederlandse vrouw weer tegen die wij op weg naar Montefiascone ontmoetten. We hebben het uiteraard weer over schoenen, want die zijn in feite je vervoermiddel. Ook zij heeft geen reserveschoenen bij zich, maar wel een tube lijm. Een goede tip.

We hebben genoten van deze tocht en zijn trots op de afgelegde 180 kilometer. Volgend jaar naar Rome!