In de Karawanken, bij het Sloveense stadje Begunje,
ligt op 839 meter hoogte een kleine witte kerk. Zestiende-eeuws, gewijd aan
Petrus: Sveti Peter. Grofweg een halve eeuw geleden kwam ik hier voor het
eerst. Er is sindsdien maar weinig veranderd. De boerderij die iets onder het
kerkje ligt ziet er nog hetzelfde uit. Voor het huis nog steeds de lange houten
bank en de tafel. Zelfs de zwarte keuken is er nog, alleen is er een moderne
keuken bij gemaakt. In de stal staan een koe en een ezel.
De dochter des huizes
woont hier nu alleen. Haar ouders zijn lang geleden overleden en haar kinderen
zijn het huis uit. Haar leven lang liep zij iedere ochtend de berg af en iedere
middag de berg weer op. Om naar school te gaan, en later om naar de
schoenenzaak te gaan waar zij werkte. Vooral in de winter was dat moeilijk, soms
zelfs onmogelijk. Nu is zij zestig jaar,
en met pensioen. Iedere dag geniet zij van haar prachtige omgeving. Ze
fotografeert de bloemen die hier groeien en schrijft gedichten. De boodschappen
haalt zij tegenwoordig met de auto. Dat is een van de veranderingen: deze plek
is per auto bereikbaar geworden. Het is dan ook drukker dan vroeger.
Mijn zusje F.
en ik bezoeken de plek waar wij de zomers van onze jeugd doorbrachten. Het is een hartverwarmend weerzien met onze
‘summersister’ R. en haar ouders, die nu hoogbejaard zijn, maar het goed hebben
met elkaar in het heerlijke Radovljica. Vrijdag na aankomst maken we een stadswandeling door Ljubljana, waarbij we
ook de burcht beklimmen. Zondag beklimmen we de burcht van Bled. In de
paar dagen die we in Slovenië doorbrengen, slagen wij erin alle plekken van
vroeger op te zoeken.
Op zaterdag staat de tocht naar Sveti Peter op het
programma, de jaarlijkse wandeltraditie uit onze jeugd. We rijden met R.’s auto
naar Begunje, waar we bij het restaurant koffie drinken. We zien Sveti Peter in de verte liggen,
hoog. Het lijkt dichtbij. We weten dat dat iedere keer zo leek en altijd
tegenviel. Maar we weten ook dat we de tocht nu heel wat sneller zullen doen
dan vroeger, toen het een soort dagtocht was.
Langs de rand van het dorp lopen we omhoog, door de
velden en door het bos. Het pad is omzoomd door bloemen. Veel paars, een soort
gele primula’s, een groene bloem met een geel hart die we nog nooit hebben
gezien, en kerstroos (helleborus) in wit, geel en roze. Het is voor het eerst
dat we hier zo vroeg in het jaar zijn. Deze voorjaarspracht is een verrassing.
Het pad gaat vrij steil omhoog. De tocht is ruim 5 km,
met een kleine 400 meter stijging. Na ongeveer een uur over het slingerende
bospad zien we een grote steen liggen: dé steen, waar wij vroeger altijd
pauzeerden. Was je bij de steen, dan kreeg je een boterham, en dan was je er
bijna. Ook dat is hetzelfde als vroeger. We eten een meegebrachte boterham en
pauzeren even. Eerst op de steen, voor de foto, maar daarna op het nieuwe
bankje dat hier staat.
Korte tijd later eindigt het bos. Hier staat nog
steeds het kleine kapelletje met een hangende Jezus aan het kruis. Aan het eind
van het glooiende grasveld zien we Sveti Peter in de zon liggen. Bovengekomen
gaan we zitten op de bank voor de boerderij. De bewoonster, die wij als kind
ieder jaar ontmoetten, herkent ons direct. Ze serveert ons een heerlijke kop
thee, van door haar zelf geplukte en gedroogde planten, en een snee
zelfgebakken brood met honing uit de streek.
Dan lopen we naar boven, naar het kerkje. Met de
enorme ijzeren sleutel, die wij ook van vroeger kennen, maakt ze de deur open.
Binnen is niets veranderd. De stille ruimte met het gewelfde plafond, de muren
bedekt met middeleeuwse fresco’s, het barokke achttiende-eeuwse altaar.
Als je de
fresco’s van dichtbij bekijkt zie je dat mensen hun naam in de muur gekrast
hebben. Graffiti is van alle tijden. F. en ik weten beiden feilloos de plek te
vinden waar de oudste inscriptie is. Die heeft onze vader lang geleden gezocht
en gevonden. Iemand heeft in 1612 zijn naam in de muur gekrast. Voor ons op
borsthoogte. De geschiedenis komt dichtbij, in meerdere opzichten. Wij voelen
ons net zo klein als die middeleeuwer als volwassene was.