‘Er gaat niets boven’, dat is de slogan van de gemeente
Groningen. Die gaat natuurlijk net zo goed op voor Schiermonnikoog, beter
zelfs, want dat ligt nog noordelijker. Schiermonnikoog is de meest noordelijk
gelegen gemeente van Nederland.
Op tweede Kerstdag rijden wij vroeg weg om in Lauwersoog de boot van half één te nemen. In de tas de wandelgids en de boekjes van Thijs de Boer van het schelpenmuseum Paal 14 in Martjeland. ‘De schelpen’ en ‘De paddenstoelen van Schiermonnikoog’; planten zijn dit seizoen weinig te bewonderen. Uitkijkend over de Waddenzee begint het vakantiegevoel al voordat we aan boord gaan.
Het dorp is in kerstsfeer. In de Middenstreek staan rijen
verlichte kerstbomen langs de weg. Aan de Willemshof staat een levensgrote
kerststal, met daarin beelden van Jozef, Maria en het kind en ervoor echte
schapen.
Hotel Van der Werff was vol, maar wij konden terecht in Hotel Duinzicht, ook een prettig ouderwets hotel. Onze kamer kijkt uit op de witte
vuurtoren. Nadat we onze intrek in het hotel hebben genomen huren wij schuin
tegenover, iets verderop aan de Badweg, een tandem. Even het eiland verkennen.
Het weer is goed, althans goed genoeg. De lucht is grauw
maar het blijft droog. We fietsen naar de Waddenzee, langs de jachthaven en
verder over de dijk. Naar het wad kun je eindeloos kijken, het verandert
voortdurend. Ik zie het wad het liefst als het water laag genoeg is om de
knalgroene wieren te laten zien. Via de Kobbeduinen gaan we terug naar het
dorp.
De volgende ochtend gaan we wandelen. Eerst naar het
noorden, het strand op, dan naar rechts, tot De Marlijn. Heerlijk, al die vaste
plekken. We slaan het Vredenhof niet over, het kerkhof in de duinen waar drenkelingen
en oorlogsslachtoffers liggen, geallieerden en Duitsers door elkaar. Ook liggen
hier de eigenaren van Hotel Van der Werff: Sake van der Werff en Jan Fischer,
wiens dochter nu eigenaar is.
Op weg naar het strand komen we struiken met roze en oranje
bessen en rozenstruiken met bottels tegen. Het strand is schitterend. Het is
geen eb, maar het is meer dan breed genoeg en we hoeven niet door mul zand. Nu
de lucht grauw is, ziet de zee er ook zo uit. De golven zijn hoog en hebben
stralend witte schuimkoppen.
Op het strand liggen vierkante lage vormen, het lijken wel
zandbakken, ik weet niet wat het is. Ze zijn van metaal, blauw en groen geverfd,
en prachtig verweerd. De foto’s lijken wel schilderijen.
Iets verderop ligt een zeehond op het strand. Hij lijkt niet
ziek of gewond, maar ligt daar natuurlijk wel raar, zo helemaal alleen. Iemand
belt de zeehondenopvang in Pieterburen. Een familie blijft bij de zeehond
wachten tot hij wordt opgehaald. Gelukkig, want anders wordt hij misschien door
een hond aangevallen. Er zijn vrij veel wandelaars vandaag. De zeehond voelt
zich ongemakkelijk, zo te zien. Niet verwonderlijk. Hij kijkt schichtig om zich
heen, beweegt een klein beetje maar komt niet echt van zijn plaats. Na een
tijdje vouwt hij zijn vinnen, legt het hoofd in de nek en blijft zo
bewegingloos zitten, met gesloten ogen. Wij laten hem met rust en lopen verder.
Even later komen we de auto van de zeehondenopvang tegen. Dat stelt gerust.
Midden in het dorp staat de reusachtige walviskaak, die de
Willem Barentsz meenam van een van zijn zeetochten. De kaak is van een blauwe
vinvis, die in 1950 op de Zuidelijke IJszee is gevangen. Het doet mij eraan
denken dat ik het boek De traanjagers van Anne-Goaitske Breteler, mijn
cursusgenoot bij Judith Koelemeijer vorig jaar, nog niet heb. Geen betere
plaats om het te kopen dan hier, op dit eiland. Van hieruit zijn veel mannen de zee op gegaan. Anne-Goaitske vertelt de
verhalen van een aantal naoorlogse walvisvaarders, en dat doet zij geweldig.
Petje af. Ik heb het boek met veel plezier gelezen. Schiermonnikoog heeft een rijk walvisvaartverleden. Niet alleen na de oorlog, maar ook in de zeventiende en achttiende eeuw.